BRIC gemist? Koop MIST!
In de nadagen van 11 september kwam Jim O’Neill aanzetten met de BRIC-landen. Nu adviseert de stereconoom van Goldman Sachs om in de vier grootste landen van NEXT-11 te beleggen. De beurzen van Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije varen er wel bij. De beginletters van de Engelstalige namen vormen samen het acroniem MIST.
Eind 2001 drukte Jim O’Neill beleggers op het hart om te investeren in de zogeheten BRIC-landen te beleggen, de vier belangrijkste opkomende markten. Brazilië, Rusland, India en China waren aan een forse opmars bezig, terwijl in de traditionele industrielanden de rek eruit was. De economieën van de BRIC-landen groeiden in de voorbije tien jaar op jaarbasis grosso modo met tweecijferige percentages versus een gemiddelde groei van hooguit twee procent in de eurozone en de Verenigde Staten.
Ook de beurscijfers vertellen dat de Brit het destijds bij het rechte eind had. De aandelenmarkten van Brazilië, Rusland, India en China stegen tussen 2002 en medio 2012 op jaarbasis met 18 procent, terwijl Wall Street blijft steken op een jaargemiddelde van twee procent. De Europese beurzen lieten een veer van 1,1 procent, mede door alle commotie rond de eurocrisis, op jaarbasis wel te verstaan.
NEXT-11
Omdat de BRIC-landen hun status van ontluikende groeimarkten snel ontgroeiden, identificeerde Jim O’Neill in december 2005 nog een groep beloften die de fantasieloze naam NEXT-11 meekreeg. Het gaat om Bangladesh, Egypte, Filippijnen, Indonesië, Iran, Mexico, Nigeria, Pakistan, Turkije, Vietnam en Zuid-Korea. Dit bonte gezelschap van elf landen beschikt net als de BRIC’s over een grote bevolking, die almaar groeit, rijker wordt en ook steeds meer geld te besteden heeft.
Ondanks de grote verschillen in dit elftal, was hij ervan overtuigd dat zij met succes de hoofdrol van de opkomende economieën zouden kunnen overnemen, ook al zou de welvaartsprong in de NEXT-11 minder groot zijn. Op de aandelenmarkten vertaalt zich dat in een rendement dat ver achterblijft op het gemiddelde van de BRIC’s.
MIST
Wel blijkt dat de beurzen van Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije bijzonder goed hebben gepresteerd, bijna net zo goed als in de BRIC-landen. Wat op zich terug te voeren is naar hun economische prestaties. In de afgelopen tien jaar verdubbelde de economische omvang van de zogeheten MIST-landen ruim; mede door de consumptie en investering in Indonesië en de export van Mexicaanse auto’s naar Brazilië. Per saldo is het bruto binnenlandse product van het illustere viertal nu even groot als dat van Duitsland.
Jim O’Neill zet nu zijn kaarten op de MIST-landen. Niet dat het tijdperk van de BRIC’s voorbij is. Wel hapert in de opkomende markten de vooruitgang. Zij lijden onder de financiële crisis en de wereldwijde groeivertraging. Als oorzaak wordt de lagere vraag naar consumentengoederen vanuit de Verenigde Staten en Europa opgeworpen, maar dat verandert weinig aan het lange termijn verhaal van de groeilanden. De onderlinge handel en het belang van hun interne markten nemen onverminderd sterk toe. De ontkoppeling tussen de groeilanden en de traditionele industrielanden is niet meer te stoppen.
Fraai rendement
Het vooruitzicht op een fraai rendement blijft dus ook voor de BRIC-landen intact, maar een blik op de aandelenmarkten leert dat de veerkracht van Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije groter is. Sinds anderhalf jaar is bij de BRIC’s de fut er wat uit, door de eurocrisis.
Het valt echter te betwijfelen of het weinig opbeurend letterwoord MIST op beleggers dezelfde aantrekkingskracht zal uitoefenen als BRIC, wiens creatie in de financiële industrie een marketingwedloop ontketende. Ook al schatte Jim O’Neill het potentieel van Rusland te hoog in, het acroniem BRIC legde Goldman Sachs geen windeieren.
Voor beleggers komt het erop neer om de juiste balans te vinden tussen appreciërende valuta, dalende rentevoeten, winstgroei, koersrendement en risico. De beurzen van opkomende markten zijn in beginsel riskanter dan westerse. In de voorbije tien jaar helt de verhouding rendement/risico echter overduidelijk in hun voordeel, met als primus de MIST-index.
Eind 2001 drukte Jim O’Neill beleggers op het hart om te investeren in de zogeheten BRIC-landen te beleggen, de vier belangrijkste opkomende markten. Brazilië, Rusland, India en China waren aan een forse opmars bezig, terwijl in de traditionele industrielanden de rek eruit was. De economieën van de BRIC-landen groeiden in de voorbije tien jaar op jaarbasis grosso modo met tweecijferige percentages versus een gemiddelde groei van hooguit twee procent in de eurozone en de Verenigde Staten.
Ook de beurscijfers vertellen dat de Brit het destijds bij het rechte eind had. De aandelenmarkten van Brazilië, Rusland, India en China stegen tussen 2002 en medio 2012 op jaarbasis met 18 procent, terwijl Wall Street blijft steken op een jaargemiddelde van twee procent. De Europese beurzen lieten een veer van 1,1 procent, mede door alle commotie rond de eurocrisis, op jaarbasis wel te verstaan.
NEXT-11
Omdat de BRIC-landen hun status van ontluikende groeimarkten snel ontgroeiden, identificeerde Jim O’Neill in december 2005 nog een groep beloften die de fantasieloze naam NEXT-11 meekreeg. Het gaat om Bangladesh, Egypte, Filippijnen, Indonesië, Iran, Mexico, Nigeria, Pakistan, Turkije, Vietnam en Zuid-Korea. Dit bonte gezelschap van elf landen beschikt net als de BRIC’s over een grote bevolking, die almaar groeit, rijker wordt en ook steeds meer geld te besteden heeft.
Ondanks de grote verschillen in dit elftal, was hij ervan overtuigd dat zij met succes de hoofdrol van de opkomende economieën zouden kunnen overnemen, ook al zou de welvaartsprong in de NEXT-11 minder groot zijn. Op de aandelenmarkten vertaalt zich dat in een rendement dat ver achterblijft op het gemiddelde van de BRIC’s.
MIST
Wel blijkt dat de beurzen van Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije bijzonder goed hebben gepresteerd, bijna net zo goed als in de BRIC-landen. Wat op zich terug te voeren is naar hun economische prestaties. In de afgelopen tien jaar verdubbelde de economische omvang van de zogeheten MIST-landen ruim; mede door de consumptie en investering in Indonesië en de export van Mexicaanse auto’s naar Brazilië. Per saldo is het bruto binnenlandse product van het illustere viertal nu even groot als dat van Duitsland.
Jim O’Neill zet nu zijn kaarten op de MIST-landen. Niet dat het tijdperk van de BRIC’s voorbij is. Wel hapert in de opkomende markten de vooruitgang. Zij lijden onder de financiële crisis en de wereldwijde groeivertraging. Als oorzaak wordt de lagere vraag naar consumentengoederen vanuit de Verenigde Staten en Europa opgeworpen, maar dat verandert weinig aan het lange termijn verhaal van de groeilanden. De onderlinge handel en het belang van hun interne markten nemen onverminderd sterk toe. De ontkoppeling tussen de groeilanden en de traditionele industrielanden is niet meer te stoppen.
Fraai rendement
Het vooruitzicht op een fraai rendement blijft dus ook voor de BRIC-landen intact, maar een blik op de aandelenmarkten leert dat de veerkracht van Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije groter is. Sinds anderhalf jaar is bij de BRIC’s de fut er wat uit, door de eurocrisis.
Het valt echter te betwijfelen of het weinig opbeurend letterwoord MIST op beleggers dezelfde aantrekkingskracht zal uitoefenen als BRIC, wiens creatie in de financiële industrie een marketingwedloop ontketende. Ook al schatte Jim O’Neill het potentieel van Rusland te hoog in, het acroniem BRIC legde Goldman Sachs geen windeieren.
Voor beleggers komt het erop neer om de juiste balans te vinden tussen appreciërende valuta, dalende rentevoeten, winstgroei, koersrendement en risico. De beurzen van opkomende markten zijn in beginsel riskanter dan westerse. In de voorbije tien jaar helt de verhouding rendement/risico echter overduidelijk in hun voordeel, met als primus de MIST-index.