Het Westen zakt weg
In 1989 werd 69% van het mondiale inkomen door zeven westerse landen verdiend. Anno 2012 is het Westen overladen met schulden, die door de groeilanden gefinancierd worden. Het aandeel van de G7 in de mondiale economie zakte naar 48%. Het is een ontwikkeling met gevolgen voor beleggers.
In 1989 rustte het gewicht van de wereldeconomie op de schouders van de westerse landen. 68,6% van het mondiale inkomen werd in Canada, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Japan en de VS, de zogeheten G7, verdiend. Hoewel de omvang van de westerse economieën in zijn totaliteit met 158% toenam, zakte het aandeel van de G7 in de mondiale economie naar 48,3%. De opkomende markten groeien al decennia harder dan de westerse landen. Hun economieën zijn sinds 1990 met 675% gegroeid. Zij nemen nu het leeuwendeel van de wereldwijde economische groei voor hun rekening.
Eind 1989 was van een eurozone nog geen sprake, maar grosso modo bestond destijds het belegbaar universum uit Amerikaanse, Europese en Japanse aandelen. In de jaren tachtig stegen de beurskoersen in Tokio jaar in jaar uit met tegen de 20%. Toen begin 1990 de beurs ineenstortte, vermoedde niemand dat dit meer zou zijn dan een tijdelijke inzinking. Hoewel de economie sindsdien jaarlijks met gemiddeld 2,6% groeide, noteren Japanse aandelen nog steeds 75% lager, terwijl in die periode de S&P500 verviervoudigde en de Europese markten 146% stegen.
Japan is met een reeks klinkende namen in het bedrijfsleven nog steeds welvarend, maar toch is het land al jaren de zieke man van de G7. Tokio heeft van alles geprobeerd om de economie op te peppen. Op dit ogenblik heeft Japan een begrotingstekort van 10,3% en een staatsschuld van 240%. In de VS schurkt het begrotingstekort tegen de 10% aan en zit de staatsschuld op 106%. Zo bezien staat de eurozone met -4,3% respectievelijk 87,2% er beter voor. De eurocrisis vormt wel een groot risico voor de Amerikaanse economie. De zorgen van beleggers reiken echter verder dan enkel de eurozone. Het ruimhartige monetair beleid van de Federal Reserve beïnvloedt nadrukkelijk de wereldhandel en daardoor bestaat het risico dat de economieën in opkomende markten oververhit raken en de grondstoffenprijzen ontsporen. Het soepele rentebeleid is het antwoord van de Fed op de kredietcrisis die in juli 2007 uitbrak en in 2008 in een bankencrisis omsloeg. Heel wat banken dreigden failliet te gaan en hadden financiële hulp nodig. Omdat de belegger het liet afweten, sprong de overheid bij, waardoor de staatsschulden escaleerden en de begrotingstekorten opliepen. De centrale banken houden nu de rente kunstmatig laag zodat overheden niet onnodig onder de schuldenberg lijden.
Inmiddels is de rente dermate laag dat het beleggers parten speelt. In de voorbije 23 jaar profiteerden zij volop van die rentedalingen, zowel obligatie- als aandelenbeleggers. Maar zodra de rentevoeten omhoog gaan, kunnen obligatiebeleggers niet meer teren op stijgende koersen. Zij moeten dan genoegen nemen met zeer lage couponrentes. Aandelenbeleggers lijden eveneens. Door de hogere rente kunnen consumenten minder lenen, stijgen de financieringskosten waardoor bedrijven minder winst maken en de banengroei in de kiem wordt gesmoord.
Nieuw evenwicht
De financiële reddingsoperaties hebben de problemen van banken niet opgelost, noch sorteerden de eruit voortvloeiende economische maatregelen effect. De bankencrisis escaleerde zodanig dat er geen onmiddellijke, goede oplossingen meer bestaan. Westerse overheden zijn overladen met schulden, die door overschotlanden als China worden gefinancierd. Opkomende markten investeren steeds vaker in het Westen. Er dient zich een nieuw economisch evenwicht aan. Het aandeel van de G7 brokkelt verder af. Bovendien moeten de schulden ooit worden terugbetaald en dat drukt de economie. Beleggers moeten meer en meer rekening houden met de ontwikkelingen in China (zie pagina 14). De Europese economie volgt nu nog de Amerikaanse, met zo’n zes maanden vertraging, maar het aandeel van China in de wereldhandel neemt toe, met als gevolg dat de Europese beurzen sterker op Chinese ontwikkelingen zullen reageren. Beurskoersen zijn immers op termijn een optelsom van fundamentele en macrocijfers, maar op de korte termijn drijven zij voornamelijk op psychologie.