Hoe ga ik om met rentestijging?
De laatste tientallen jaren is het klimaat voor obligaties bijzonder gunstig geweest. Dit heeft geleid tot extreem lage rentestanden, met een rente op tienjarige Duitse staatsschuld van 0,04%. Die lage rente bleek een overreactie in anticipatie op mogelijk geldverruimend ECB¬-beleid. Inmiddels is de markt tot bezinning gekomen en is de rente in de buurt van 0,60% beland. Dat blijft historisch gezien laag. Daarom kan verwacht worden dat de rente eens gaat uitbodemen en vervolgens stijgen. Hogere rentes beteken lagere koersen en dus beleggingsverlies. Wij anticiperen hierop door enkele strategieën te bespreken die verlies kunnen tegengaan.
Stap 1
Gaat de rente werkelijk stijgen?
De factoren die de rente hebben verlaagd zijn nog steeds actief. De inflatie is laag en de economische groei en de loonstijging zijn niet zo hoog dat daar voor de toekomst een groot inflatiegevaar in schuilt. De inflatie is mede door het beleid van de centrale bank gedaald. Bovendien is het belang van opkomende markten toegenomen. Dit leidde tot de aanvoer van goedkope producten. De devaluatie van de Chinese munt en de depreciaties van munten van andere opkomende landen handhaven dit effect. Een tweede belangrijke factor is dat het debiteurenrisico lager is geworden. Er zijn weinig bedrijven die slecht betalen of failliet gaan. De derde factor is de verhouding tussen vraag en aanbod. De vraag overtreft het aanbod al jaren en dat blijft naar verwachting in 2015 ook nog zo. Hoge vraag leidt tot hogere koersen en dat is hetzelfde als een rentedaling.
Stap 2
Zijn alle markten werkelijk hetzelfde?
De Europese obligatiemarkt zal verschillen van de Amerikaanse. De ECB is nog maar pas begonnen met haar verruimingsbeleid, terwijl de Amerikaanse Fed juist gaat verkrappen. In het komende halfjaar zal de Fed waarschijnlijk de eerste verhoging van haar officiële geldmarkttarieven doorvoeren, als het economische en financiële klimaat dit toelaat. Daarna volgen meer verhogingen. In Europa zal door het ECB-beleid waarschijnlijk tot ver in 2016 weinig opwaartse beweging in de rentes zichtbaar zijn, behalve na incidenten, zoals de mogelijke Grexit er een was. Voor bedrijfsobligaties geldt hetzelfde zolang de wanbetalingen laag blijven en de verhouding tussen vraag en aanbod niet drastisch wijzigt. In de VS zullen de kortetermijnobligatierentes echter meestijgen met het Fed-tarief. Aan de lange kant zal de tienjaars- en dertigjaarssschuld minder reageren. De rentetermijncurve zal dus vlakker gaan verlopen en de kans op beleggingsverlies zit dan vooral aan de korte kant. Voorts kennen Amerikaanse (en Britse) bedrijfsobligaties een grotere rentegevoeligheid door hun langere looptijden (duration) vergeleken met Europese.
Stap 3
Welke bescherming is er tegen rentestijging?
Hoewel de risico’s van grote rentestijging dus klein zijn, behalve in de VS op sommige markten, is het toch nuttig om na te gaan welke bescherming mogelijk is. Een eerste methode is het verlagen van de duration van de obligatieportefeuille. De rentegevoeligheid wordt daardoor kleiner (zie rechterpagina). Bovendien kan door de kortere looptijd bij aflossing van de obligaties geprofiteerd worden met de aankoop van nieuwe obligaties met een hogere coupon. Een tweede optie is drastischer. Met de aankoop van Floating Rate Notes (FRN’s) wordt de duration bijna tot nul gereduceerd (zie het interview in het nummer van 17 april). FRN’s kennen een rente die tijdens de looptijd van de obligatie regelmatig wordt aangepast aan de ontwikkeling van drie- of zesmaandsrentetarieven. Door de sterke correlatie met de tarieven van de centralebank wordt daardoor het renterisico voor een belangrijke deel uit de obligatie verbannen; de couponrente beweegt mee met de marktrente. Het debiteurenrisico blijft natuurlijk aanwezig. De FRN-markt is in de VS beter ontwikkeld dan in Europa. Een derde instrument tegen beleggingsverlies is de inverse ETF of short ETF die beleggingswinst geeft als de rente stijgt. Een bezwaar van deze ETF’s is dat de kosten hoog zijn door het vereiste actieve management; de ETF past zijn posities regelmatig aan. Bovendien zijn de mogelijke verliezen hoger (als de rente toch weer daalt) dan de mogelijke winsten (bij de verwachte rentestijging). We hebben een rekenvoorbeeld opgenomen. Dat maakt dit instrument in onze ogen bijzonder risicovol. Door de algehele rentedaling doen short ETF’s het slecht (zie grafiek onderaan dit artikel).
Een belegger kan de verwachte verliezen ook accepteren en berekenen welke winst resteert. Zo kan het duration effect bij een verwachte marktrentestijging zodanig beperkt zijn dat de coupon die ontvangen wordt van de obligatie daar meer dan tegenop weegt. Er resteert dan toch een beleggingswinst. De vraag voor de belegger is dan: is dat resterende rendement voldoende? Als dat niet het geval is, kan de belegger er zelfs voor kiezen obligaties te kopen met een groter debiteurenrisico. Die dragen een hogere coupon en zijn uit dien hoofde minder gevoelig voor marktrentestijging.
Ten slotte: strategieën als short gaan en met opties werken zijn vooral gebruikelijk in de institutionele markt (de grote contracten).
Lees ook: Hoe werken gedekte obligaties?