Terugkeer van ABN Amro nog geen succes
De k/w van ABN Amro bedraagt 8,9. Dat is binnen Nederland te vergelijken met ING. Kijken we naar Europese banken, dan is de bank duidelijk duurder dan HSBC (6,2), Deutsche Bank (7,2) en Santander (6,3). Daarbij is ABN Amro vooral een lokale speler en is de liquiditeit beperkt, wat een discount rechtvaardigt. Ons advies blijft 'houden'.
Uit een onderzoek van adviesbureau IG&H blijkt dat het marktaandeel van de drie grote banken in 2015 daalde van 55,6% naar 48,5%In 2008 brak de mondiale kredietcrisis uit en werd Fortis genationaliseerd. De Nederlandse regering kocht de Nederlandse activiteiten van Fortis Bank, de verzekeringstak van Fortis en het aandeel van Fortis in ABN Amro voor €16,8 mrd. Vervolgens werden de verworven bedrijfsonderdelen van ABN Amro met Fortis Bank Nederland geïntegreerd in het nieuwe ABN Amro, dat sinds 20 november 2015 weer beursgenoteerd is. Efficiency niet op peil Een probleem dat tot op heden steeds terugkeert bij ABN Amro zijn de te hoge kosten. Saillant detail uit het verleden is dat het met name bij de Nederlandse divisie moeilijk bleek de kosten te drukken. Ratio’s van boven de 70% waren geen uitzondering, ondanks herhaaldelijke bezuinigingsrondes. Vanaf 2010 had ABN Amro de doelstelling om tegen eind 2012 de ratio op 60-65% te brengen. Dat is in geen van de jaren gelukt. De ratio eindigde eind 2012 op 68%, nadat er in de jaren daarvoor steeds maar 100 basispunten per jaar af waren gegaan. Nu ABN Amro – in afgeslankte vorm – opnieuw beursgenoteerd is, zijn de Nederlandse activiteiten goed voor 80% van het operationele resultaat. Het onder controle houden van de kosten bij deze activiteiten speelt nu dus een nog grotere rol. In 2015 liepen de kosten in het vierde kwartaal weer flink op. Dat resulteerde in een cost/income ratio van 61,8% over 2015 vergeleken met 60,2% in 2014. In het vierde kwartaal piekte de ratio op 74,5%. Dat is toe te schrijven aan de hogere regelgevingskosten, maar ook als deze buiten beschouwing worden gelaten, resulteert nog steeds een ratio van 63,8%. De doelstelling om tegen 2017 een ratio te hebben van 56-60% is dus nog bepaald niet in zicht. Retail Banking voldoet de laatste twee jaar hier wel aan. Private Banking zit er al twee jaar stevig boven en noteerde – zelfs na correctie – een ratio van 85% in het vierde kwartaal. Ook Corporate Banking zit daar met ratio’s van 60+% de laatste twee jaar duidelijk boven. In het vierde kwartaal ging de ratio daar door het dak en bereikte een waarde van 79,5%. Ook gecorrigeerd, bleef er nog een forse 67% over. In 2016 zullen hogere regelgevingskosten een geschatte last van €325 mln opleveren. Wij verwachten dat deze kosten ook daarna een prominente rol blijven spelen, zodat ze niet als eenmalig kunnen worden gezien. Stringentere regelgeving is nu eenmaal de trend. Qua kostencontrole doet ABN Amro het ook al jaren slechter dan ING. Verdienmodel op de tocht In 2015 bestond 72% van het operationele resultaat uit rente-inkomsten, 22% uit commissies en 6% uit overige activiteiten. De lage rentestand legt een bom onder het verdienmodel van banken en verzekeraars. Doordat zowel de lange als de korte rente is gedaald en het verschil tussen de twee klein is, is de verdiencapaciteit van banken sterk verminderd. Daar komt nog bij dat banken, vanwege regelgeving, veel liquide middelen moeten aanhouden tegen een negatieve rente, met een negatief rendement als gevolg. Als we kijken naar de Nederlandse hypotheekmarkt, zien we dat de drie grote banken afgelopen jaar flink marktaandeel hebben verloren. Het zijn vooral pensioenfondsen en verzekeraars die marktaandeel winnen. Uit een onderzoek van adviesbureau IG&H blijkt dat het marktaandeel van de drie grote banken in 2015 daalde van 55,6% naar 48,5%. In 2012 hadden de drie grootbanken nog een gezamenlijk marktaandeel van 65%. ING (+2,9%) en Rabobank (+2,1%) lieten in het vierde kwartaal op kwartaalbasis nog wel een groei van hun marktaandeel zien, maar ABN Amro moest flink inleveren (zie grafiek). De bank deed het niet alleen met het eigen merk (-1,8%) minder goed, maar ook met de labels Hypotrust (-1,6%) en Florius (-2,4%). Hypotheken zijn goed voor ruim 60% van de leenportefeuille van ABN Amro. Ook de handelsfinanciering voor de olie- en gassector zal flink teruglopen. De lage olieprijzen maken dat kredietaanvragen uit de sector opdrogen en er minder nodig is voor transport en handelsfinanciering. Wij verwachten dat de voorzieningen voor slechte leningen dit jaar zullen oplopen. Vorig jaar groeide het bedrag dat hiervoor werd aangehouden al van €54 mln naar €128 mln. Voor leningen aan het MKB geldt in grote lijnen hetzelfde. Kredietaanvragen vertonen geen groei terwijl het niveau veel lager is dan in het verleden. Commissies – effectenprovisies, beheervergoedingen en adviesfees – staan onder druk. Aan de effectenkant hebben de grootbanken te maken met de concurrentie van online brokers en de tarieven worden nog steeds aangescherpt. Lage verhandelbaarheid Het aantal vrij verhandelbare aandelen van ABN Amro is nog erg gering, omdat bij de beursgang in november de Nederlandse staat slechts iets meer dan 20% van de ABN Amro-aandelen naar de beurs bracht. Het grootste deel van de stukken is dus nog steeds in handen van de overheid. Op 21 maart is ABN Amro wel (weer) opgenomen in de AEX-index. Hiermee wordt het aandeel ABN Amro beschikbaar voor institutionele beleggers die hun geld alleen in hoofdfondsen mogen steken, zoals verschillende pensioenfondsen. Echter, door de geringe vrije verhandelbaarheid werd het aandeel afgelopen februari nog niet in de MSCI World-index opgenomen. Dat is een behoorlijk minpunt, want daardoor worden nog veel institutionele beleggers uitgesloten van de handel in ABN Amro. De MSCI World-index wordt door veel indexbeleggers gebruikt. Opname van een aandeel in de index leidt ertoe dat de indexfondsen dat aandeel zullen aanschaffen. Hetzelfde geldt voor veel institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, die vaak een mandaat hebben waarbij ze alleen mogen beleggen in aandelen die in een grote index als die van MSCI of FTSE zitten.
Lees ook: Morgan Stanley verkiest ABN Amro boven ING
ABN Amro bedient retail, private banking- en corporate bankingklanten met een primaire focus op Nederland en met selectieve activiteiten in het buitenland. ABN Amro ontstond op 22 september 1991 door een fusie van de Algemene Bank Nederland (ABN) en de Amsterdam-Rotterdam Bank (Amro). Beide bedrijven waren beursgenoteerd. Een consortium bestaande uit Royal Bank of Scotland (RBS), Fortis en Banco Santander bracht in 2007 een bod uit op ABN Amro. De bank werd vervolgens opgesplitst: de business units Nederland, Asset Management en Private Banking kwamen in handen van Fortis, terwijl Banco Real en Antonveneta aan Santander toevielen en de zakelijke en particuliere klanten in Azië, Europa en Noord-Amerika aan RBS.
Uit een onderzoek van adviesbureau IG&H blijkt dat het marktaandeel van de drie grote banken in 2015 daalde van 55,6% naar 48,5%
In 2008 brak de mondiale kredietcrisis uit en werd Fortis genationaliseerd. De Nederlandse regering kocht de Nederlandse activiteiten van Fortis Bank, de verzekeringstak van Fortis en het aandeel van Fortis in ABN Amro voor €16,8 mrd. Vervolgens werden de verworven bedrijfsonderdelen van ABN Amro met Fortis Bank Nederland geïntegreerd in het nieuwe ABN Amro, dat sinds 20 november 2015 weer beursgenoteerd is.
Efficiency niet op peil
Een probleem dat tot op heden steeds terugkeert bij ABN Amro zijn de te hoge kosten. Saillant detail uit het verleden is dat het met name bij de Nederlandse divisie moeilijk bleek de kosten te drukken. Ratio’s van boven de 70% waren geen uitzondering, ondanks herhaaldelijke bezuinigingsrondes. Vanaf 2010 had ABN Amro de doelstelling om tegen eind 2012 de ratio op 60-65% te brengen. Dat is in geen van de jaren gelukt. De ratio eindigde eind 2012 op 68%, nadat er in de jaren daarvoor steeds maar 100 basispunten per jaar af waren gegaan. Nu ABN Amro – in afgeslankte vorm – opnieuw beursgenoteerd is, zijn de Nederlandse activiteiten goed voor 80% van het operationele resultaat. Het onder controle houden van de kosten bij deze activiteiten speelt nu dus een nog grotere rol. In 2015 liepen de kosten in het vierde kwartaal weer flink op. Dat resulteerde in een cost/income ratio van 61,8% over 2015 vergeleken met 60,2% in 2014. In het vierde kwartaal piekte de ratio op 74,5%. Dat is toe te schrijven aan de hogere regelgevingskosten, maar ook als deze buiten beschouwing worden gelaten, resulteert nog steeds een ratio van 63,8%.
De doelstelling om tegen 2017 een ratio te hebben van 56-60% is dus nog bepaald niet in zicht. Retail Banking voldoet de laatste twee jaar hier wel aan. Private Banking zit er al twee jaar stevig boven en noteerde – zelfs na correctie – een ratio van 85% in het vierde kwartaal. Ook Corporate Banking zit daar met ratio’s van 60+% de laatste twee jaar duidelijk boven. In het vierde kwartaal ging de ratio daar door het dak en bereikte een waarde van 79,5%. Ook gecorrigeerd, bleef er nog een forse 67% over. In 2016 zullen hogere regelgevingskosten een geschatte last van €325 mln opleveren. Wij verwachten dat deze kosten ook daarna een prominente rol blijven spelen, zodat ze niet als eenmalig kunnen worden gezien. Stringentere regelgeving is nu eenmaal de trend. Qua kostencontrole doet ABN Amro het ook al jaren slechter dan ING.
Verdienmodel op de tocht
In 2015 bestond 72% van het operationele resultaat uit rente-inkomsten, 22% uit commissies en 6% uit overige activiteiten. De lage rentestand legt een bom onder het verdienmodel van banken en verzekeraars. Doordat zowel de lange als de korte rente is gedaald en het verschil tussen de twee klein is, is de verdiencapaciteit van banken sterk verminderd. Daar komt nog bij dat banken, vanwege regelgeving, veel liquide middelen moeten aanhouden tegen een negatieve rente, met een negatief rendement als gevolg. Als we kijken naar de Nederlandse hypotheekmarkt, zien we dat de drie grote banken afgelopen jaar flink marktaandeel hebben verloren. Het zijn vooral pensioenfondsen en verzekeraars die marktaandeel winnen.
Uit een onderzoek van adviesbureau IG&H blijkt dat het marktaandeel van de drie grote banken in 2015 daalde van 55,6% naar 48,5%. In 2012 hadden de drie grootbanken nog een gezamenlijk marktaandeel van 65%. ING (+2,9%) en Rabobank (+2,1%) lieten in het vierde kwartaal op kwartaalbasis nog wel een groei van hun marktaandeel zien, maar ABN Amro moest flink inleveren (zie grafiek). De bank deed het niet alleen met het eigen merk (-1,8%) minder goed, maar ook met de labels Hypotrust (-1,6%) en Florius (-2,4%). Hypotheken zijn goed voor ruim 60% van de leenportefeuille van ABN Amro.
Ook de handelsfinanciering voor de olie- en gassector zal flink teruglopen. De lage olieprijzen maken dat kredietaanvragen uit de sector opdrogen en er minder nodig is voor transport en handelsfinanciering. Wij verwachten dat de voorzieningen voor slechte leningen dit jaar zullen oplopen. Vorig jaar groeide het bedrag dat hiervoor werd aangehouden al van €54 mln naar €128 mln. Voor leningen aan het MKB geldt in grote lijnen hetzelfde. Kredietaanvragen vertonen geen groei terwijl het niveau veel lager is dan in het verleden. Commissies – effectenprovisies, beheervergoedingen en adviesfees – staan onder druk. Aan de effectenkant hebben de grootbanken te maken met de concurrentie van online brokers en de tarieven worden nog steeds aangescherpt.
Lage verhandelbaarheid
Het aantal vrij verhandelbare aandelen van ABN Amro is nog erg gering, omdat bij de beursgang in november de Nederlandse staat slechts iets meer dan 20% van de ABN Amro-aandelen naar de beurs bracht. Het grootste deel van de stukken is dus nog steeds in handen van de overheid. Op 21 maart is ABN Amro wel (weer) opgenomen in de AEX-index. Hiermee wordt het aandeel ABN Amro beschikbaar voor institutionele beleggers die hun geld alleen in hoofdfondsen mogen steken, zoals verschillende pensioenfondsen. Echter, door de geringe vrije verhandelbaarheid werd het aandeel afgelopen februari nog niet in de MSCI World-index opgenomen. Dat is een behoorlijk minpunt, want daardoor worden nog veel institutionele beleggers uitgesloten van de handel in ABN Amro. De MSCI World-index wordt door veel indexbeleggers gebruikt. Opname van een aandeel in de index leidt ertoe dat de indexfondsen dat aandeel zullen aanschaffen. Hetzelfde geldt voor veel institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, die vaak een mandaat hebben waarbij ze alleen mogen beleggen in aandelen die in een grote index als die van MSCI of FTSE zitten.