China nog altijd het land van de toekomst
China is als beleggingsland een markt van uitersten. Dat komt door het speculatieve karakter van de beleggers en problemen om betrouwbare gegevens te verzamelen. Beleggen via beleggingsfondsen die wel goede analyses kunnen maken, blijft daarom aanbevolen. Wij hebben er met T&E inmaxxa enkele voor u geselecteerd.
In China zit de overheid veel meer dan in Nederland aan de knoppen. Dat wil overigens niet zeggen dat zij alles controleert. Het gedrag van privé-ondernemers valt niet onder de directie van de overheid en regionale en lokale ambtenaren en de leiders van staatsbedrijven hebben ook hun eigen agenda, maar algemeen kan toch worden gesteld dat de sturing door de nationale overheid veel dominanter is dan in andere landen. Om die reden is het voor een zo goed mogelijk begrip van de ontwikkelingen in China van belang om de langetermijndoelstellingen van de centrale overheid en de langetermijntrends in de gaten te houden. Daar ontbreekt het in de commentaren nog wel eens aan, waardoor verkeerde conclusies getrokken worden. Dat bleek begin dit jaar weer eens toen velen zich grote zorgen maakten over de daling van de waarde van de Chinese munt, de renminbi, toen de overheid deze munt wilde koppelen aan een mandje valuta’s in plaats van uitsluitend aan de Amerikaanse dollar. Dat geeft de langetermijnhandelsverhoudingen beter weer. Er waren toen veel analisten die onterecht stelden dat de Chinese overheid via depreciatie de inzakkende economische groei wilde verhogen en er was bij sommigen de roep om tegenmaatregelen. Wij concentreren ons in dit verhaal op de langetermijnontwikkelingen, de kansen en bedreigingen in de Chinese economie en de beleggingskansen die de ontwikkelingen bieden.
Langetermijngroei
De economische groei heeft in China in sommige jaren meer dan 10% bedragen. Daarna zette een daling in (zie grafiek). Dat levert bij sommigen de vrees op dat het Chinese groeimodel onhoudbaar is. Daarbij wordt onder meer gewezen op de grote hoeveelheden schulden die tot een financiële crisis kunnen leiden, op doelloze investeringen die steden met veel leegstand creëren, en op de vergrijzing van de Chinese bevolking. Een onderzoek van Schroders (Chinese trend growth, 24 februari 2016) berekende het niveau van de economische groei die te verwachten is in de komende vijftien jaar op gemiddeld circa 5%. Dat blijft dus hoog. De uitleg is nogal economisch.
De groeipotentie van een economie wordt bepaald door de groei van de bevolking en die van haar productiviteit. En hoewel de bevolkingsgroei – of beter de hoeveelheid Chinezen in de werkzame leeftijden – vermoedelijk nu al afneemt, zijn er nog veel kansen voor een hogere arbeidsproductiviteit. De voortgang van de verstedelijking en de tewerkstelling van de gemigreerden in industrie en diensten zijn in de loop van de afgelopen decennia steeds meer de voornaamste bronnen van productiviteitsgroei geweest. De urbanisatie van China is nu met 55% nog laag vergeleken met meer ontwikkelde landen. De volgende stap is dan dat de gemigreerde Chinezen werk hebben om die productiviteit te realiseren. Historische ontwikkelingen geven aan dat een land zich steeds meer ontwikkelt naarmate er meer investeringen worden gedaan. Dit wordt uitgedrukt met het fysieke kapitaal per hoofd van de bevolking. Gemeten met die maatstaf heeft China nog een flinke weg van economische groei te gaan, vergeleken met bijvoorbeeld Zuid-Korea.
Die investeringen hebben overigens een hogere effectiviteit als de Chinese overheid tegelijkertijd hervormingen doorvoert die de migratie bevorderen (minder sociale belemmeringen, zoals betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg voor (illegale) migranten) en de richting van de investeringen vrijer laten (minder gericht op zware industrie en vastgoed). Daarnaast kan de overheid vooral in de oostelijke provincies met publieke investeringen de groei ondersteunende voorzieningen meer op peil brengen, zoals investeringen gericht op hygiëne en internetgebruik.
Kortom, er is volgens Schroders een blijvend sneeuwbaleffect mogelijk dat de economische groei blijft stimuleren. Een grotere urbanisatie die gepaard gaat met een hogere productiviteit leidt ook tot hogere lonen. Dat veroorzaakt weer meer binnenlandse consumptie van goederen en diensten. Kijkend naar landen die China zijn voorgegaan, leidt dit langzamerhand wel tot een afnemende economische groei, zoals ook wij dat in Nederland in de laatste eeuw hebben ervaren.
De economische groei in China zal volgens Schroders nog lang veel hoger blijven dan in het Westen
Beleid en twijfels
Het officiële overheidsbeleid van proeven met een meer geliberaliseerde economie in sommige gebieden, het staken van zware industrie-activiteiten in bepaalde regio’s en het failliet laten gaan van een enkel bedrijf wijzen erop dat de Chinese overheid bereid is na te denken over maatregelen die de economie voorlopig flink blijven laten groeien. De officiële doelstelling is ook om de rol van investeringen in de zware industrie en infrastructuur en om die van de export kleiner te maken en die van consumptie van goederen en diensten groter te maken. Dit lijkt te gaan lukken. Zo hoort bij een exportbeleid een laag loonniveau terwijl voor binnenlandse consumptiegroei juist hogere lonen van belang zijn. De lonen stijgen de laatste jaren flink. De grote invloed van de centrale Chinese overheid maakt de kans dat dit succes wordt voortgezet ook vrij groot, temeer daar de overheid met bijvoorbeeld de anticorruptieprogramma’s duidelijk maakt dat zij stevig aan het stuur wil blijven zitten.
Andere studies (zie Economisch-Statistische Berichten, Het groeiperspectief van China op lange termijn, 4 februari 2016) zijn wat somberder over het hervormingssucces en komen op een gemiddelde jaarlijkse groei op lange termijn van een nog steeds hoge 3-5% uit. Zij leggen meer nadruk op de problemen die China wel degelijk kent en op beperkingen die de overheid zou hebben om haar sturingsbeleid succesvol uit te oefenen, onder meer de handhaving van de centrale rol van de communistische partij en haar beleidsmakers. Zo is ook de schuldpositie bij de lokale overheden en staatsbedrijven kritisch geworden, wat tevens de balansen van de banken beïnvloedt. Dit kan tot een financiële crisis leiden. Daar staat tegenover dat de schuld vooral binnenlands gefinancierd is, wat de crisis makkelijker oplosbaar maakt. Bovendien is de schuld van de centrale overheid nog beperkt, wat haar veel ruimte voor steunmaatregelen geeft. Ergens op de weg van die te verwachten langetermijn trendmatige economische groei zal er ongetwijfeld een cyclische dip optreden. Het oplossend vermogen van de overheid is echter groot. Zij kan zelfs weer de investeringen in de bouw en infrastructuur opvoeren om de economische groei daarmee te stimuleren. Maar dat is, ook volgens ons, dan toch tijdelijk afwijkend beleid op de totaal andere route naar economische groei die steeds meer gedreven wordt door consumptie en diensten. Overigens zal de Chinese overheid zeker ook oplossingen moeten bedenken voor onder meer de milieuvervuiling, waterschaarste en lage productiviteit bij de voedselproductie die groeibeperkend kunnen worden.
Beleggen in China kan het beste via beleggingsfondsen en -huizen die daar over analisten beschikken of analisten hebben die het land vaak bezoeken
Beleggen in China
De Chinese financiële markten worden geleidelijk toegankelijker voor buitenlandse beleggers. Ook dit is onderdeel van het Chinese hervormingsbeleid. Door kapitaalmarktcontroles losser te maken verliest de overheid echter een deel van haar invloed op de economie en wordt de buitenlandse invloed groter. Het voordeel van liberalisering is daarentegen dat er meer kapitaal beschikbaar komt voor bedrijven (in plaats van bankleningen) en dat het waarschijnlijk tot een grotere efficiency leidt bij de investeringsbeslissingen. De liberalisatie was echter nog niet zo vergevorderd dat de hoofdaandelen (A-aandelen) van de Chinese beurs al volledig mee gaan wegen in de MSCI-indices. Een grotere weging in de MSCI-opkomendemarktenindex is onlangs opnieuw met een jaar uitgesteld. Belangrijk criterium is de verhandelbaarheid; beleggers moeten makkelijk en zonder al te veel kosten en koersrisico in en uit de aandelen kunnen stappen (zie kader). Bij volledige opname zou het belang van China in de index stijgen van ruim 25% naar uiteindelijk aanzienlijk meer dan 40% (Funds Europe. China Report 2015, winter 2015).
Er zijn tegenwoordig toch voldoende wegen te bewandelen om op een van de Chinese beurzen te beleggen in aandelen zodat geprofiteerd kan worden van de langetermijnkoersgroei van de aandelenindices (zie grafiek). Ook waarin het beste belegd zou kunnen worden is al duidelijk, namelijk in die sectoren die zich specialiseren in consumentengoederen en in diensten geleverd aan de consument. Het is alleen problematisch om voldoende betrouwbare gegevens ter beschikking te krijgen om goed te kunnen inschatten in welke bedrijven het beste belegd kan worden. Bovendien blijft het Chinese beleggingsklimaat iets weghebben van een casino-atmosfeer, met grote ups en downs bij koersen, grote schuldposities en investeerders die voor nepbedrijven geld ophalen via crowdfunding. Zo werd onlangs door veel beleggers weer stevig gespeculeerd in de directe handel in grondstoffen (zelf ijzererts kopen, of katoen). Grote delen van de beleggingsmarkten worden beheerst door kleine private investeerders die meer speculatief zijn georiënteerd dan dat zij na zorgvuldige studie een langetermijnstrategie opzetten. De koersen van de producten waar zij in beleggen kunnen daardoor vreemde sprongen maken. Beleggen in China kan daarom toch het beste worden gedaan via actieve beleggingsfondsen en huizen die ter plekke analisten beschikbaar hebben of over analisten beschikken die regelmatig het land bezoeken. Wij hebben daarom weer aan vermogensbeheerder T&E inmaxxa en onze freelance redacteur Harry Geels gevraagd voor ons een lijst op te stellen met de resultaten van vijf oude tips en met vijf fondsen die de laatst tijd uitblinken in China. Daar dient bij vermeld te worden dat zij vaak beleggen in Groot China, dus ook in Taiwan en Hongkong.