Column: klaar met cash
Lees ook: Column: meedoen én winnen
Nu het gros van Nederland weer terug is van vakantie is er iets dat velen met mij niet gaan missen: het gehannes met munt- en briefgeld. Mijn generatie is het al afgeleerd om nog contanten bij zich te dragen en als we in de zomer zuidwaarts trekken, krijgen wij daarin ongevraagd weer een spoedcursus. Je kunt er in bijvoorbeeld Frankrijk nog steeds niet van uitgaan dat je bij de bakker kunt pinnen. En Duitsland en Italië, waar meer dan 80% van de betalingen nog steeds met cash gaat, zijn nog vele malen erger.
Zorgen over privacy bij betalingen zijn natuurlijk niet onterecht en een dosis wantrouwen richting autoriteiten is gezond, maar de cijfers spreken voor zich. Econoom Kenneth Rogoff, een felle tegenstander van cash, berekende dat landen jaarlijks tussen de 0,5 en 1% van het BBP besteden aan het afwikkelen van cashbetalingen. Denk aan kosten voor het transport, het tellen en het wegen. Cash is bovendien ideaal voor het ontduiken van belasting en andere illegale activiteiten. Het is dan ook niet voor niets dat de Europese Commissie eind vorig jaar een maximum van 0,2% invoerde voor de provisie die banken mogen vragen voor de afhandeling van pinbetalingen. Het moet in heel Europa aantrekkelijker worden voor winkeliers om klanten met hun pasje of smartphone te laten afrekenen.
Een paar weken geleden kwam Barclays in een onderzoeksrapport over de veranderingen in de markt van betalingsdiensten tot de conclusie dat de sector interessant is voor beleggers. Vooral spelers die zich op technologie richten hebben veel potentieel. Het lijkt mij verstandig om de ontwikkelingen in deze sector scherp in de gaten te houden, want ook in het zuiden breekt ooit de digitale zon door. Voor nieuwe betaalvormen en zelfs voor het ouderwetse pinnen is in Europa nog een wereld te winnen.
Lees ook: Column: meedoen én winnen