De twee gezichten van de deeleconomie
Taxichauffeurs en hotels
Voor economen levert dit soort concerns juist weer de nodige hoofdbrekens op. Ze staan model voor de opkomst van de deeleconomie, waarbij consumenten hun huis (Airbnb), auto (Uber) of andere zaken tegen een kleine vergoeding beschikbaar stellen aan andere mensen. Met name de jongere generatie ziet er geen probleem in om zich op vakantie met een Uber-ritje te laten vervoeren van de luchthaven naar het appartement waar via Airbnb een slaapplaats is geregeld. Dat is een stuk goedkoper dan een taxirit en een hotelovernachting. Door de opkomst van de deeleconomie wordt de onbenutte capaciteit bij consumenten beter benut. Dat gaat echter ten koste van de inkomsten van taxichauffeurs, hotels en andere partijen. De omzet van deze ondernemingen wordt meegenomen in de berekening van het bbp, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de inkomsten van diensten zoals Uber en Airbnb. Daarnaast zou je verwachten dat door de opkomst van de deeleconomie minder consumentengoederen worden verkocht. Waarom zou iemand immers zelf voor heel veel geld een auto kopen die bij wijze van spreke 99% van de tijd in de garage staat, terwijl tegen geringe vergoeding een Uber-rit besteld kan worden? In de praktijk valt dit effect heel erg mee. De afzet van auto’s is in de eerste jaarhelft met 3% toegenomen tot 45,8 miljoen. In het lopende jaar wordt waarschijnlijk voor het eerst de grens van 90 miljoen overschreden. Dat is mogelijk zelfs voor een deel te danken aan Uber. Het bedrijf heeft verschillende mogelijkheden om krediet te verstrekken aan mensen die een auto willen aanschaffen of huren om er Uber-ritten mee te maken. De rente en aflossing wordt automatisch ingehouden van de Uber-betalingen. Volgens economen en zakenbanken is de impact van de deeleconomie overigens heel gering. ING rekende vorig jaar in een rapport voor dat de omvang van de deeleconomie in Nederland €40 tot €60 mln is, oftewel 0,01% van het bbp. In Zwitserland kwam zakenbank Credit Suisse onlangs tot een wat hoger percentage van 0,25%. De belangrijkste les is dan ook dat de impact van de deeleconomie voorlopig niet overschat mag worden en dat de oorzaken voor de lage groeicijfers elders gezocht moeten worden. Hoewel die trage groei het voor beleggers juist wel aantrekkelijk maakt om positie te kiezen in de snelgroeiende bedrijven die actief zijn in de deeleconomie. Let daarbij wel op het hoge risico van deze markt; anders is het slechts een kleine stap van delen naar bedelen.Lees ook: Beurs en economie: het eeuwige leven
De aanstaande beursgang van TakeAway.com zet straks weer even de schijnwerpers op de wijze waarop internetbedrijven het dagelijks leven veranderen, en op de impact daarvan op de internationale beurzen.
Het is bijna twintig jaar geleden dat de eerste golf internetondernemingen over de aandelenmarkten spoelde. Indertijd was het bedrijfsmodel er vaak op ingestoken om bedrijven beter te laten samenwerken met professionele klanten of toeleveranciers. Met een mooie term werd dit B2B genoemd: business to business. Het lag voor de hand om de focus op de zakelijke markt te leggen, aangezien aan het eind van de jaren negentig slechts een klein deel van de westerse bevolking toegang had tot het internet. Nederland had in 1998 bijvoorbeeld slechts 1 miljoen internetaansluitingen. Door de stijgende penetratie van (snel) internet en de opkomst van de smartphone werd de consumentenmarkt steeds belangrijker. Tegenwoordig heeft meer dan 95% van de huishoudens toegang tot het internet en meer dan vier op de vijf Nederlanders tussen 18 en 80 heeft een smartphones.
Veel bedrijven kiezen er dan ook voor om consumenten via het internet te benaderen. TakeAway valt in deze zogeheten business to consumer (B2C) categorie. Ten slotte zijn er nog ondernemingen die consumenten in staat stellen om met elkaar in contact te komen of om onderling diensten of producten te verhandelen. Bij investeerders spreekt dit soort concerns het meest tot de verbeelding. Goede voorbeelden hiervan zijn Facebook en LinkedIn, dat voor $26 mrd door Microsoft wordt overgenomen. Beleggers kijken al verlekkerd naar ondernemingen zoals Uber en AirBNB die de stap naar de beurs nog moeten zetten.
Taxichauffeurs en hotels
Voor economen levert dit soort concerns juist weer de nodige hoofdbrekens op. Ze staan model voor de opkomst van de deeleconomie, waarbij consumenten hun huis (Airbnb), auto (Uber) of andere zaken tegen een kleine vergoeding beschikbaar stellen aan andere mensen. Met name de jongere generatie ziet er geen probleem in om zich op vakantie met een Uber-ritje te laten vervoeren van de luchthaven naar het appartement waar via Airbnb een slaapplaats is geregeld. Dat is een stuk goedkoper dan een taxirit en een hotelovernachting. Door de opkomst van de deeleconomie wordt de onbenutte capaciteit bij consumenten beter benut. Dat gaat echter ten koste van de inkomsten van taxichauffeurs, hotels en andere partijen. De omzet van deze ondernemingen wordt meegenomen in de berekening van het bbp, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de inkomsten van diensten zoals Uber en Airbnb.
Daarnaast zou je verwachten dat door de opkomst van de deeleconomie minder consumentengoederen worden verkocht. Waarom zou iemand immers zelf voor heel veel geld een auto kopen die bij wijze van spreke 99% van de tijd in de garage staat, terwijl tegen geringe vergoeding een Uber-rit besteld kan worden? In de praktijk valt dit effect heel erg mee. De afzet van auto’s is in de eerste jaarhelft met 3% toegenomen tot 45,8 miljoen. In het lopende jaar wordt waarschijnlijk voor het eerst de grens van 90 miljoen overschreden. Dat is mogelijk zelfs voor een deel te danken aan Uber. Het bedrijf heeft verschillende mogelijkheden om krediet te verstrekken aan mensen die een auto willen aanschaffen of huren om er Uber-ritten mee te maken. De rente en aflossing wordt automatisch ingehouden van de Uber-betalingen.
Volgens economen en zakenbanken is de impact van de deeleconomie overigens heel gering. ING rekende vorig jaar in een rapport voor dat de omvang van de deeleconomie in Nederland €40 tot €60 mln is, oftewel 0,01% van het bbp. In Zwitserland kwam zakenbank Credit Suisse onlangs tot een wat hoger percentage van 0,25%. De belangrijkste les is dan ook dat de impact van de deeleconomie voorlopig niet overschat mag worden en dat de oorzaken voor de lage groeicijfers elders gezocht moeten worden. Hoewel die trage groei het voor beleggers juist wel aantrekkelijk maakt om positie te kiezen in de snelgroeiende bedrijven die actief zijn in de deeleconomie. Let daarbij wel op het hoge risico van deze markt; anders is het slechts een kleine stap van delen naar bedelen.
Lees ook: Beurs en economie: het eeuwige leven