Zuid-Europa blijft achilleshiel, ook voor beleggers in Noord-Europa
Lees ook: Investment grade krijgt tik
Net als in de week ervoor, waren de afgelopen week de verschuivingen op de aandelenmarkten gering. Met slotkoersen van dinsdag rendeerden 78 van de 94 hoofdindices die Bloomberg bijhoudt tussen de -2,0% en +2,0%. Zeven indices behaalden minder dan -2,0% rendement, negen hoofdgraadmeters meer dan +2,0%. De best renderende was weer eens de Braziliaanse Bovespa (+4,5%), die daarmee het jaarrendement uitbreidde tot +47,1%.
Verder was opvallend dat de hoofdindices uit de Europese periferie een goed week beleefden, zoals de Italiaanse FTSEMIB (+3,0%), de Ierse ISEQ en de Portugese PSI (beiden +2,5%) en de Spaanse IBEX (+2,0%). Voor dit kwartet geldt echter dat ze daarmee maar een heel klein beetje goedmaakten van wat ze eerder aan terrein hadden prijsgegeven. In 2016 tot nu toe staat de teller voor Madrid op -8,1%, voor Dublin op -11,6%, voor Lissabon op -12,0% en voor Milaan zelfs op -20,8%.
Het koersverloop van de hoofdgraadmeters van de vijf (voormalige) PIIGS-landen – de vier bovengenoemde én de Griekse ASE – wijkt bepaald af van die van de AEX en de meeste andere graadmeters in de kern van de eurozone. Dat heeft alles te maken met de eurocrisis die in 2009 losbarstte. Deze maand precies zes jaar geleden maakte de nieuwe regering in Athene de omvang van nationale schuldenproblematiek bekend, hetgeen een schokgolf in de financiële wereld veroorzaakte.
Wat we in de grafiek van de afgelopen vijf jaar zien is een neergang tot juli 2012, de maand waarin ECB-president Mario Draghi in zijn befaamde speech beloofde er alles aan te doen om euro te behouden. Daarna was er een opgaande lijn tot voorjaar 2014 (de Griekse en de Portugese beurs), voorjaar 2015 (Madrid) en zomer 2015 (Milaan). En tot slot weer een forse neergang in Athene, Lissabon, Madrid en Milaan (Dublin piekte pas eind 2015 en heeft het verlies sindsdien relatief weten te beperken).
Vooral de verliezen die Griekse en Portugese beleggers sinds hun hoogtepunten in het voorjaar van 2014 hebben geleden, zijn met respectievelijk -56,6% en -39,5% aanzienlijk. En de FTSEMIB staat nu ongeveer een kwart lager dan de piek van vorige zomer, waarbij de grootste neergang dus in 2016 heeft plaatsgevonden. Alleen de IBEX heeft nu, met een rendement van -11,8% ten opzichte van het hoogtepunt vorig jaar, een vergelijkbaar verlies als bijvoorbeeld de AEX sinds die tijd heeft geleden.
Natuurlijk zeggen de rendementen van de PIIGS-indices iets over de ontwikkelingen in die landen zelf. Ierland heeft een krachtig economisch herstel laten zien en kan in dat opzicht nu nauwelijks meer tot de zwakkere eurolanden worden gerekend. Daarentegen is het herstel in de zuidelijke landen zuinigjes geweest, waarbij door de jaren heen ook politieke problemen, vooral met het bezuinigingsbeleid, voor onzekerheid zorgden of (in het geval van Spanje en Italië) nog steeds zorgen.
Spanje heeft al ruim 300 dagen geen nieuwe regering na de vorige verkiezingen, terwijl in Italië premier Matteo Renzi zijn politieke lot heeft verbonden aan de uitslag van een referendum op 4 december over een wijziging van de grondwet. En in alle zwakke eurolanden geldt dat beleggers zich zorgen maken over de bankensector, zoals eerder dit jaar acuut duidelijk werd bij de stresstest voor Europese banken en bij de problemen van Deutsche Bank.
Kortom: de kleine oplevingen op de perifere beurzen zijn geen teken om in Zuid-Europese aandelen te stappen. Speculeren kan geld opleveren – zo behaalde de Griekse ASE tussen 11 februari en 7 juni van dit jaar een rendement van +48,3% (om daarna binnen drie weken weer 20,5% te verliezen) – maar voor langetermijnbeleggers is de Zuid-Europese aandelenmarkt een no go area. En gezien de verwevenheid van de financiële markten blijft Zuid-Europa ook voor beleggers in Noord-Europa de achilleshiel.
Lees ook: Investment grade krijgt tik