Waarom keren bedrijven eigenlijk dividend uit?
Een start-up zal nooit dividend uitkeren, en hoort dit ook niet te doen. Vaak maken deze bedrijven nog geen winst, of maar weinig. De focus van jonge bedrijven ligt op autonome groei. En als ze al winst maken, dan wordt die gebruikt om te investeren. Het geld wordt gestoken de ontwikkeling van nieuwe projecten en het aanboren van nieuwe afzetmarkten.
Bedrijven met sterk schommelende inkomsten neigen eerder naar een laag dividend. Er moet immers constant voldoende winst worden gemaakt, wil het bedrijf constant een hoog dividend kunnen uitbetalen. Die luxe is enkel weggelegd voor bedrijven die actief zijn in volwassen markten. Denk aan de levensmiddelenindustrie, oliebranche en verzekeringen. Bij dit soort bedrijven is de kasstroom groot genoeg om de aandeelhouders structureel een hoog dividend te gunnen.
Invloed van het dividend
Het betalen van dividend heeft een negatief effect op de hoeveelheid kapitaal binnen een onderneming. De winst die niet aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, wordt toegevoegd aan de winstreserve. De posten maatschappelijk aandelenkapitaal, agioreserve en herwaarderingsreserve vormen samen met de winstreserve het eigen vermogen van de onderneming.
Men zou verwachten dat bedrijven alleen dividend uitkeren als er winst wordt gemaakt. Volgens de wet hoeft dat niet het geval te zijn. Bedrijven mogen dividend uitkeren zolang er vrije reserves zijn. Draait een bedrijf verlies of maakt het te weinig winst, dan wordt het dividend vaak betaald uit de winstreserve. Want veel bedrijven doen aan dividendstabilisatie.
Zijn echter de opgebouwde winstreserve noch de vrije reserve toereikend, dan is het bedrijven niet toegestaan om het maatschappelijk kapitaal van de onderneming aan te spreken. Veel beleggers hechten echter grote waarde aan het dividend. Daarom is het bedrijven wel toegestaan om, bij onvoldoende financiële middelen, ervoor te lenen.
En omdat het dividend invloed heeft op de hoeveelheid kapitaal binnen de onderneming, heeft de effectieve betaalbaarstelling van het dividend invloed op de koers van het aandeel. Behoudens de normale koersbewegingen, zakt bij de openingsbel op de zogeheten ex-dividenddatum, de waarde van het aandeel met de hoogte van het dividend. Daarover later meer.
Oorsprong van het dividend
De oorsprong van het dividend gaat terug naar het begin van de 17de eeuw, maar de Verenigde Oost-Indische Compagnie. De VOC was een van de eerste bedrijven waarvan op grote schaal aandelen werden verhandeld. Het oudste beursgenoteerde bedrijf is echter voor zover bekend Stora Enso. Al in 1288 kon men aandelen van de Finse papierproducent kopen. Destijds was het bedrijf nog actief in de mijnbouw, tegenwoordig is het in transitie naar een bio-energiebedrijf.
Volgens het octrooirecht van de VOC zou na verkoop van de retourgoederen vijf procent van het oorspronkelijke kapitaal in kas als dividend worden uitgekeerd. In de vroege jaren van de VOC kregen de participanten het dividend in natura (specerijen) uitgekeerd. Toen in 1622 er weer geen liquidatie (cashdividend) plaatsvond, eisten de aandeelhouders invloed en controle op de bestedingen van hun ingelegde kapitaal. Daarop besloot de politiek in 1623 om de macht van de bewindhebbers van de VOC in te perken en die van de aandeelhouders te vergroten. Het gevolg was dat de dividenduitkering regelmatiger plaatsvond, vanaf 1630 zelfs bijna ieder jaar.
Maar de prille oorsprong van het dividend houdt verband met het feit dat er niet één partij bestond met genoeg geld om de handelsexpedities van de VOC (destijds het enige Nederlandse bedrijf dat specerijen in het oosten kocht) te bekostigen. Risicospreiding was de hoofdreden dat de VOC aan mensen vroeg of ze een aandeel wilden kopen. In dat ze in ruil voor een deel van de winst, zouden ze meebetalen aan de expeditie. De aandeelhouders waren, met andere woorden, dé verschaffers van het eigen vermogen. In de eerste 20 jaar van het bestaan van de VOC was de winst beperkt. Het uitrusten van een vloot met bijbehorende bewapening kostte nu eenmaal veel geld.
Voor wat, hoort wat
Het dividend is in de eerste plaats een vergoeding voor het beschikbaar stellen van eigen vermogen aan een vennootschap. Als u voldoende zitvlees heeft, wordt u beloond voor uw geduld. Kijk maar naar Royal Dutch Shell. Wie een jaar geleden aandelen van het Brits-Nederlandse olieconcern kocht, werd rijkelijk beloond met een relatief hoog dividend voor het wachten tot de onderwaardering uit het aandeel verdwenen was.
Net zoals beleggers uit zijn op een consistent dividend, streven bedrijven een bestendig eigen vermogen na. Een afgewogen eigen vermogen verschaft bedrijven een betere onderhandelingspositie bij banken voor het verkrijgen van nieuwe leningen. Voor beleggers betekent dit dat de waarde van het aandeel door de jaren heen redelijk stabiel is. De kans op sterke koersstijgingen of -dalingen is dan kleiner dan bij meer risicovolle aandelen als Air France-KLM of KPN. Dit zijn bedrijven die in het verleden grote concessies hebben moeten doen. Dat ging gepaard met grote koersdalingen.
Maar dit alles verklaart nog niet waarom bedrijven dividend betalen. Eigenlijk vinden we de oorsprong van het dividend in de opzet van obligaties. Dit zijn leningen waarop rente verschuldigd is én waarvan de hoofdsom op het einde van de rit volledig wordt terugbetaald. Bij aandelen is dit niet geval. Er wordt niet tussentijds afgelost, noch hebben zij een vervaldatum. Om aandeelhouders over de streep te trekken, beloven bedrijven dus om bij winst dividend te betalen. En om de blootstelling aan het risico op verlies van het aandelenkapitaal te compenseren, is de beloofde risicovergoeding hoger dan de rente op obligaties. Anders koopt bijna niemand aandelen.
De (koers)val van het dividend
Omdat de koers van aandelen bij uitbetaling (dat wil zeggen de dag van de ex-notering) naar beneden gaat, keren de meeste Amerikaanse bedrijven hun winst in vier keer uit. Europese bedrijven doen dit in de regel één of twee keer per jaar. Dan wordt er eerst in de zomermaanden een voorschot (het zogeheten interimdividend) betaald. Na de Algemene Vergadering van Aandeelhouders volgt, vaak in de maand april of mei, het slotdividend.
De koersval is vooral waar te nemen bij bedrijven die het jaarlijkse dividend in één keer uitbetalen. Bij een aandeel gaat met een dividendrendement van 10%, zakt de bij de openingsbel de koers op de ex-dividenddatum dus met 10%. Zou ditzelfde bedrijf het dividend maandelijks betalen, dan zou de koersdaling telkens slechts 0,8% bedragen. Bij vier keer per jaar zou dit 2,5% zijn.
Zodoende is bij aandelen die het jaarlijkse dividend maandelijks of op kwartaalbasis uitkeren, de volatiliteit drie procentpunten lager dan bij aandelen die slechts één of twee keer per jaar dividend betalen. Dat lijkt weinig. De integrale uitbetaling van hoge dividenden zet slecht geïnformeerde beleggers echter op het verkeerde been. De gedaalde koers zet hen aan tot verkopen, met verdere koersdalingen tot gevolg.
Stabiliteit van het dividend
De vermeende koersdalingen zijn echter niet de ware reden dat Amerikaanse bedrijven vier keer per jaar dividend betalen. Zij doen dat om de waardeschommelingen van het eigen vermogen te managen. Het jaarlijkse dividend wordt uit de winstreserve betaald, en in mindering gebracht op de totale kostenpost van het eigen vermogen.
Voor bedrijven is een stabiel eigen vermogen belangrijk, omdat zij dan van banken meer leencapaciteit krijgen. Bedrijven met een consistent stijgend eigen vermogen staan in onderhandelingen met hun huisbank sterker dan bedrijven waarvan het eigen vermogen sterk fluctueert. Het verschil van vier keer per jaar dividend of één à twee keer per jaar is ook zichtbaar in de schuldgraad van Europese en Amerikaanse bedrijven.
Het managen van het eigen vermogen is een ontwikkeling die pas in de jaren vijftig gestalte kreeg. Dat is een van redenen dat de payout-ratio’s van Amerikaanse aandelen sindsdien een dalende trend vertonen, met als mooie bijkomstigheid een stabielere stroom aan dividenden, oftewel dividendstabiliteit.
Kracht van het dividend
In theorie maakt het niet uit of bedrijven wel of geen dividend betalen. Het dividendbeleid is irrelevant, omdat aandeelhouders bij de verkoop van hun stukken de resterende waarde van het bedrijf krijgen en die waarde wordt bepaald door de verwachte kasstromen. Ceteris paribus geldt dat de waardestijging van aandelen die geen winst uitkeren, net zo groot is als bij bedrijven die wel dividend betalen. Een aandeel dat 12% in waarde stijgt en geen dividend uitkeert, heeft exact hetzelfde rendement als een aandeel dat 5% dividend betaalt en waarvan de waarde 7% stijgt.
In de praktijk blijkt echter dat het effect van wel of geen dividend groot is. Al gaat het vaak om kleine bedragen – op jaarbasis stelt het dividend weinig voor – over lange periodes wordt de opbrengst van aandelen voor twee derde bepaald door het dividend. De kracht van het dividend wordt nog inzichtelijker wanneer men het rendement van dividendbetalers en aandelen zonder dividend naast elkaar legt.
Dat neemt niet weg dat beleggen een spel van verliezers is. Wanneer u aandelen koopt en verkoopt, lijdt u per saldo verlies. Ook blijkt in de praktijk dat dividendaandelen in een beurscrisis net zo lief dalen als andere aandelen, máár zij maken wel het verschil in het herstel dat erop volgt. De geschiedenis leert ons ook dat meerdere (lees: beleggingsstrategieën) naar Rome leiden, waarbij de drie d’s de sleutel tot succes zijn. En jawel, met discipline, diversificatie en dividend komt u bij beleggen een heel end.