Engie heeft tijd nodig
Engie heeft in het eerste kwartaal meer vooruitgang geboekt dan de inkomstenstijging van 1% naar €17,5 mrd doet vermoeden. Zonder valtua-effecten zou de autonome toename op 3% zijn uitgekomen. Op deze basis is de ebitda met 6% gestegen naar €3,2 mrd. Het nutsbedrijf plukte voornamelijk de vruchten van de gunstige marktomstandigheden in Frankrijk en de Benelux. Op divisieniveau sprongen de activiteiten op het vlak van energiehandel eruit, met een ebitda-stijging van 37% naar €350 mln. Ook bij de divisie Energiegeneratie nam dit resultaat stevig toe: +12% naar €800 mln. Bij de gereguleerde netwerkactiviteiten liep de ebitda echter met 3% terug naar €1,35 mrd.
Concurrentiedreiging
Voorlopig gaat de aandacht bij Engie meer uit naar de reorganisatie en de schuldontwikkeling dan naar financiële resultaten. Ook in dit opzicht boekte het concern wat vooruitgang. De nettoschuldpositie is in het eerste kwartaal gedaald van €22,5 mrd naar €19,4 mrd. Die verbetering is voornamelijk te danken aan het afstoten van de exploratieactiviteiten. Door de verkoop van deze afdeling ontstond bovendien ruimte om de kapitaalinvesteringen ten opzichte van een jaar eerder op te schroeven van €1,1 mrd naar €1,8 mrd. Daarbij ligt de focus sterk op energiegeneratie. Binnen de gereguleerde activiteiten dreigt Engie steeds meer last te krijgen van toenemende concurrentie. In Frankrijk staat de regering bijvoorbeeld onder druk om de vaste energieprijzen los te laten. Hierdoor wordt het voor nieuwkomers makkelijker om de strijd aan te gaan met de voormalige monopolist, die nog een marktaandeel heeft van 85%.
Balans verschuiven
Het kost Engie tijd om de balans te verschuiven richting generatieactiviteiten. In de tussentijd wordt het heel lastig om de omzet en winst in een aansprekend tempo op te schroeven. Het concern herhaalde de prognose van een ebitda in 2018 van €9,3-9,7 mrd (2017: €9,3 mrd). In de tussentijd paait de onderneming beleggers met een dividenduitkering van €0,75 over 2018. Het dividendrendement van ruim 5% blijft het belangrijkste argument om het aandeel ondanks het gebrek aan groeiperspectief op middellange termijn toch vast te houden.