Nabeurs: liever geen winstprognoses
In de eerste week van het cijferseizoen was autofabrikant Ford (F) een van de grote verliezers. Het aandeel ging woensdag met ruim 5% onderuit toen de onderneming waarschuwde dat het een lastig vierde kwartaal kende. Ford voorspelt dat de winst per aandeel over heel 2018 uitkomt op $1,30 (analistenverwachting: $1,32). Het bedrijf waagt zich niet aan een winstprognose voor het lopende jaar. Dat lijkt een flinke tegenvaller voor investeerders. Die hebben per slot van rekening zoveel mogelijk duidelijkheid over de toekomstige winstgevendheid. Toch?
Dat blijkt heel erg mee te vallen. Uit onderzoek van FCLT Global blijkt dat slechts 9% van de beleggers veel belang hecht aan een winstprognose voor het komende jaar of kwartaal. Maar liefst driekwart van de analisten ziet zelfs liever dat bedrijven geen voorspellingen meer doen voor de toekomstige winst per aandeel.
Sterke argumenten
Lange tijd leek het erop dat topmannen heel sterke argumenten hadden om zich regelmatig te wagen aan een winstprognose. In een onderzoek dat McKinsey in 2006 publiceerde, werd in dit opzicht onder meer een hogere waardering, lagere volatiliteit en hoger handelsvolume genoemd. Dat lijken intuïtief goede redenen. Het aantal Amerikaanse bedrijven met een beurswaarde van ten minste $500 mln dat een prognose afgeeft voor de kwartaal- of jaarwinst, nam tussen 1992 en 2001 toe van 92 tot circa 1.200. In hetzelfde onderzoek werden echter alle drie de argumenten onderuit gehaald. Het enige positieve punt was dat het handelsvolume van met name grote ondernemingen iets hoger lag in de twaalf maanden nadat ze winstprognoses invoerden. Dat effect was echter na een jaar alweer verdwenen. Voor beleggers met een lange horizon biedt de houvast van een winstvoorspelling door bedrijven per saldo geen voordelen.
Onzichtbaar prijskaartje
Aan de andere kant hangt er wel degelijk een prijskaartje aan winstvoorspellingen. Topmannen denken hierbij in de eerste plaats aan financiële kosten. Zelf moeten ze meer tijd vrijmaken voor de pers- en analistenbriefings. Het verzamelen van alle informatie die daarvoor nodig is, kost eveneens flink wat manuren. Voor beleggers zijn vooral de onzichtbare kosten vervelend. Om aan de eigen prognose te voldoen, worden bedrijven soms verleid om meer naar de korte dan naar de lange termijn te kijken. Maar liefst 80% van de topmannen zou volgens FCLT de budgetten terugschroeven als daarmee de winstverwachting ingelost kan worden. Bovendien zou 60% van de managers projecten uitstellen en 40% overwegen om grote kortingen te geven. McKinsey raadde bedrijven op basis van het onderzoek aan te stoppen met winstprognoses. Een tweede advies was om daarbij te benadrukken dat de focus op lange termijn het belangrijkste argument daarvoor is. Daarbij kon Coca-Cola als voorbeeld dienen.
Praten over lange termijn
Het frisdrankconcern stopte in 2002 met het geven van winstprognoses. Sindsdien hebben veel bedrijven dat voorbeeld gevolgd. Het aantal S&P500-ondernemingen dat op kwartaalbasis een winstvoorspelling afgeeft, daalde van 180 in 2010 naar 139 in 2016. In Europa zijn dit soort prognoses nooit gebruikelijk geweest en tegenwoordig waagt minder dan 1% van de onderneming in de EuroStoxx 300 zich aan een dergelijke vooruitblik. McKinsey raadt niet alleen winstprognoses af, maar heeft ook nog een duidelijk advies voor bedrijven wat die wel moeten doen: praat beleggers bij over alle zaken die tellen op de lange termijn. Onderzoek van de consultancyfirma wijst erop dat 70-90% van de bedrijfswaarde bepaald wordt door cashflows die drie jaar of verder in de toekomst liggen. Vanuit dat perspectief is het zaak om beleggers te informeren over (voortgang bij het nastreven van de) strategische doelen.
Wat is wel belangrijk?
Dichtbij huis is Unilever volgens McKinsey een voorbeeld van hoe een onderneming dat kan aanpakken. Voormalig topman Paul Polman wijzigde vlak na zijn aantreden in 2009 het beleid om een winstprognose af te geven. Het merkenconcern is overgestapt naar een prognose die is ingestoken op de langetermijnstrategie. De onderneming deelt de inschatting van factoren die hiervoor van belang zijn, zoals de onderliggende omzetgroei, margeontwikkeling en het rendement op geïnvesteerd vermogen. Met deze informatie kunnen beleggers de prestaties en voortgang veel beter inschatten dan met een prognose voor de kwartaalwinst. Er is dus geen reden voor zorgen als bedrijven zich bij de cijferpublicatie niet vastleggen op een winstschatting voor 2019. Het is echter een ander verhaal als ze zonder goede uitleg opeens overstappen naar andere indicatoren waaraan ze de prestaties op lange termijn aflezen. In dat geval mogen de alarmbellen wel gaan rinkelen.