Europese banksector snakt naar revanche in 2019
De Europese banksector heeft een teleurstellend 2018 zwak afgesloten. De gehoopte rentestijging die de branche wat lucht had gegeven, bleef uit. Banken hebben bovendien moeite om de kosten in de hand te houden. Door de afzwakkende economische groei in Europa, is de rente-rugwind vertraagd tot de tweede jaarhelft van 2019, volgend jaar of zelfs nog later. Daarnaast kampen de grote spelers binnen de Europese banksector met sterk achterblijvende resultaten bij de investment bank. De problemen zijn het meest acuut bij Deutsche Bank. Een koersdaling van ruim 70% sinds de zomer van 2015 is een terechte afspiegeling van de structurele problemen. Eind vorig jaar kreeg BNP Paribas ook een fikse tegenvaller te slikken bij investment banking. De omzet uit de aandelenhandel kelderde in het vierde kwartaal met 70% naar €145 mln. Dat steekt wel heel bleek af bij een groei van 15% tot 20% bij grote Amerikaanse zakenbanken.
Slechte keuzes
De tegenvaller wordt voor een deel veroorzaakt door de flinke schommelingen op de aandelenmarkten richting het einde van 2018. ‘Degene die verantwoordelijk was voor het handelsboek heeft enkele slechte keuzes gemaakt’, vatte operationele topman Philippe Bordenave de oorzaak van de tegenvaller samen. De misser bij BNP Paribas staat overigens niet op zich. Ook branchegenoten Société Générale en Natixis zagen de inkomsten uit de handel in aandelen en andere beleggingsinstrumenten fors teruglopen. Na het afgelopen decennium heeft het er alle schijn van dat investment banking een kunst is die Amerikaanse zakenbanken veel beter beheersen dan hun Europese tegenpolen. De tegenvaller is voor BNP Paribas aanleiding om de activiteiten in dit segment snel verder af te bouwen. Met de verkoop van activiteiten die schaalgrootte missen of slechts marginaal winstgevend zijn, wil de bank €5 mrd aan kapitaal vrijspelen.
Lat omlaag
BNP Paribas grijpt de tegenvaller aan om het mes wat dieper in de organisatie te zetten. De kostenbasis wordt de komende jaren met €350 mln extra verlaagd. Dat komt bovenop de €500 mln die de bank drie jaar terug al had aangekondigd. Samen met het afslanken van de divisie investment banking stellen de kostenmaatregelen BNP Paribas in staat om de winst – die de afgelopen jaren een glijvlucht maakte – weer op te schroeven. Daarbij ligt de lat bovendien wat minder hoog dan een paar weken geleden. Bij de cijferpublicatie op 6 februari werd de gemiddelde batengroei tussen 2016 en 2020 verlaagd van 2,5% naar 1,5%. Die bijstelling komt na een batendaling van gemiddeld 1% sinds 2016 niet uit de lucht vallen. Zonder investment banking waren de baten in 2018 overigens met 2% gestegen. De prognose voor het rendement op eigen vermogen in 2020 ging van 10% naar 9,5% (2018: 8,8%).
Crédit Agricole als voorbeeld
Met de huidige kapitaalbuffer CET1 van 11,8% is de doelstelling van 12% in 2020 echter binnen handbereik. Daarmee heeft de bank meer dan genoeg ruimte om het dividend van €3,02 (6,7%) op peil te houden. Als het lukt om de focus meer te verschuiven naar traditionele bankactiviteiten, kan het dividend mogelijk weer groeien. Dat bewijst de kleinere branchegenoot Crédit Agricole. Bij deze onderneming ligt het zwaartepunt op retail banking, verzekeringen en vermogensbeheer. De bank mist in vergelijking met BNP Paribas een sterk internationaal netwerk en grote divisie investment banking. Voorlopig is dat eerder een voor- dan een nadeel. Afgezien van een verbetering van de kosten-batenverhouding naar minder dan 60% (2018: 64,0%) zijn alle doelen voor 2020 vorig jaar al gehaald. De onderliggende nettowinst steeg met 12% naar €4,4 mrd. Die hogere inkomsten worden onder meer gebruikt voor het verhogen van het dividend naar €0,69 per aandeel (+10%).
Risico wordt beloond
Aan de sterke operationele prestaties – zoals een rendement op eigen vermogen van 12,7% – hangt een heel aantrekkelijk prijskaartje. Crédit Agricole wordt verhandeld voor minder dan 8 maal de verwachte winst. Een belangrijke reden is dat het risico wat hoger ligt dan gebruikelijk voor middelgrote Europese banken. Voor de Franse bank is Italië namelijk de tweede thuismarkt. Onlangs werden drie kleinere Italiaanse spelers ingelijfd. Italië kenmerkt zich door lage groei en een zwakke banksector. Hoewel de onderliggende winstgroei (2018: 5,3%) wat achterblijft bij het concerngemiddelde, rechtvaardigt de positie in Italië niet de lage waardering. Dat geldt in zekere zin ook voor Lloyds Banking Group. Het aandeel wordt verhandeld voor minder dan 9 maal de winst in 2019. Dat zou een stuk hoger zijn als beleggers niet het risico zouden inprijzen dat de brexit op 29 maart in een chaos ontaardt.
Dividendgroei
De rentestijging waar banken op het Europese vasteland nog altijd op wachten, is in het Verenigd Koninkrijk al begonnen. In augustus verhoogde de Bank of England de rente van 0,5% naar 0,75%. Lloyds heeft de netto-rentemarge al opgekrikt van 2,69% in de tweede helft van 2016 naar 2,93% in het afgelopen halfjaar. In het huidige rente- en economisch klimaat ligt een marge van 3% binnen handbereik. In combinatie met aanhoudende kredietgroei en een verdere verbetering van de al sterke kosten-batenratio van 49,3%, kan Lloyds hierdoor de winst voorlopig met ruim 10% opschroeven. Een groeiend deel van die winst stroomt naar de aandeelhouders. Bij de jaarcijfers werd aangekondigd dat er voor GBP1,75 mrd aan eigen aandelen wordt ingekocht. Bovendien schroefde Lloyds het dividend met 5% op. De stijgende winst en de bescheiden pay-out (circa 40%), zetten de deur open voor een flinke dividendgroei de komende jaren.
Conclusie
BNP Paribas behoudt zijn rol als favoriet in de Europese banksector. De stevige kostenbesparingen en het aantrekkelijke dividendrendement wegen goed op tegen de misser bij investment banking. Bij de middelgrote partijen springt Lloyds Banking eruit voor beleggers die zich niet van de wijs laten brengen door brexit-vrees. Wie liever op het vasteland blijft, kan de voorkeur geven aan de mooie onderliggende groei van Crédit Agricole. Het trio bankaandelen verdient een koopadvies.