Een recessie is minder eng dan zij lijkt
Moeten beleggers zich schrap zetten voor een recessie in de Verenigde Staten? Het oplaaiende handelsconflict is een van de redenen dat de Amerikaanse groei wat lager uitpakt dan aanvankelijk werd gehoopt. Een rondgang van de financiële nieuwsdienst Bloomberg langs een groep economen wijst op een groei van 1,8% in het derde kwartaal. In het eerste kwartaal lag dat tempo nog boven de 3%. De kans op een recessie is volgens de economen geklommen van 31 naar 35%. Sommige toonaangevende beleggers schatten dit risico zelfs nog een stuk groter. De bekende obligatiebelegger Jeffrey Gundlach denkt zelfs dat er 75% kans is dat er voor de presidentsverkiezingen van 2020 een recessie komt.
Vertekend beeld van recessie in de Verenigde Staten
Er zijn drie redenen waarom mensen zich hierover niet te veel zorgen moeten maken. In de eerste plaats is dit het vertekende beeld dat is ontstaan door de laatste twee recessies. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er elf recessies geweest in de Verenigde Staten. Tijdens die periodes was het jaarrendement van de S&P500 gemiddeld 0%. Zonder de kredietcrisis zou dat zelfs een kleine plus zijn, want tijdens de recessie die in december 2007 begon daalde de beursindex met 37%. In de op één na laatste recessie, zes jaar eerder, daalde de S&P 500 met 2% na het leeglopen van de internetbubbel. De recessie van 2001 kenmerkt zich echter weer door de flinke koersdaling die eraan vooraf ging: 19% binnen een half jaar. Gemiddeld daalt de beursindex met iets meer dan 3% in de zes maanden voor een economische teruggang.
Tussenpozen steeds langer
Het is geen wonder dat de flinke koersdalingen bij de laatste twee recessies voor veel beleggers het referentiekader vormen. De laatste enigszins normale recessie dateert namelijk uit 1990. De steeds grotere perioden tussen recessies zijn overigens de tweede reden waarom beleggers zich niet blind moeten staren op het recessiegevaar. Tussen 1945 en eind 1990 maakte de Amerikaanse economie gemiddeld elke vijf jaar een recessie door. Sindsdien is dat eens in de veertien jaar.
Een belangrijke reden voor die verschuiving is dat de minder cyclische dienstensector een steeds grotere bijdrage levert aan het bbp in de Verenigde Staten. Ook speelt mee dat de Federal Reserve het beleid steeds meer afstemt op het voorkomen van recessies. De recente renteverlaging – die bedoeld is om de economie een impuls te geven – is daarvan een goed voorbeeld.
Timing: niet te vroeg, niet te laat
De laatste reden om niet voor te sorteren op een recessie is dat het heel lastig is om deze te voorspellen. Er zijn weliswaar allerlei mogelijke aanwijzingen voor – zoals een omgekeerde rentecurve en een sterke verzwakking van leidende indicatoren – maar die zijn geen van alle feilloos. Bovendien is het bijzonder moeilijk in te schatten wanneer een recessie precies komt. De kans dat je te vroeg de zijlijn opzoekt is levensgroot, en dan laat je hoogstwaarschijnlijk een mooi rendement liggen. In de periode van 12 tot 24 maanden voor een recessie, liep de S&P500 gemiddeld met meer dan 17% op. In het slechtste geval (1969) was dat 8%, maar voor de recessie van 1960 schoot de index zelfs met 33% omhoog. Ook in de periode vlak na een recessie laten aandelen vaak een mooi rendement zien.
Het beste wat je als belegger kunt doen, is goed spreiden over meerdere beleggingscategorieën en je laten leiden door je financiële doelen en risicovoorkeur. Dat werkt beter dan afgaan op allerlei nieuwsberichten over handelsconflicten, brexit en Italiaanse verkiezingen.