Heijmans | ‘Onze voorspelbaarheid is enorm verbeterd’
Heijmans doorstaat de coronacrisis bijzonder goed en heeft de winstverwachting zelfs verhoogd. De bouwer breekt met het verleden, waarin de ene na de andere tegenvaller op grote infra- en utiliteitsprojecten werd gemeld. De bouw- en verduurzamingsopgave in met name de Nederlandse woningmarkt bieden uitzicht op een verdere omzet- en winstgroei.
Het kabinet wil dit decennium ruim 84.000 woningen per jaar bouwen. Vindt u deze doelstelling haalbaar?
‘In de jaren voor de kredietcrisis hebben we deze aantallen gehaald, dus dat is even geleden. Toen zijn op de zogeheten Vinex-locaties aan de rand van steden veel woningen gebouwd. Om de woningproductie op te voeren, moeten er meer van dit soort grootschalige ontwikkellocaties komen. Want alleen met binnenstedelijke ontwikkeling gaan we het niet redden. De bouw is daar complexer en ontwikkeltijden zijn een stuk langer. Hogere productieaantallen zijn alleen mogelijk met een verdere industrialisering van de huizenbouw, want er is op termijn een tekort aan vakkrachten. Bovendien moet de plancapaciteit bij gemeenten en provincies omhoog. Overigens is er niet alleen veel nieuwbouw nodig, ook staan we voor de enorme opgave om bestaande woningen te verduurzamen. Ik ben daarom positief over de woningmarkt.’
Heijmans verkocht in de afgelopen vijf jaar circa 2000 woningen per jaar. Welke groei is mogelijk?
‘Op basis van onze huidige grondposities en ontwikkelrechten hebben wij goed zicht op onze potentiële volumes. Daarnaast doen we ook mee met aanbestedingen en prijsvragen. In de komende tien jaar kunnen we de woningbouwproductie minstens stabiel houden, maar ik zie ook ruimte om door te groeien naar 2500 tot 3000 nieuwbouwwoningen per jaar. Zelfs een terugkeer naar het oude piekniveau uit 2005 van bijna 4000 woningen sluit ik niet uit. We zijn in staat om de capaciteit snel op te voeren, omdat we het personeelstekort kunnen opvangen door verdere standaardisering en digitalisering in het bouwproces. Onze standaard conceptwoningen vertegenwoordigen nu al de helft van de woningproductie. Die worden deels in de fabriek gemaakt en zijn daardoor sneller en goedkoper te produceren. We zetten vol in op groei. Als er mogelijkheden zijn om te investeren in grondposities en gebouwtransformaties dan kijken wij daar serieus naar, mits de ontwikkelperiode korter is dan vijf jaar. Het kan dan ook gaan om overnames van projectontwikkelaars.’
Door de thuiswerktrend zijn er waarschijnlijk minder kantoren nodig. Wat zijn de gevolgen voor de utiliteitsmarkt?
‘Ik ben niet somber gestemd. We blijven actief zoeken naar kansen. Als er meer kantoren leeg komen, ontstaan er bijvoorbeeld kansen voor transformatie van bestaande panden. Hier hebben wij veel ervaring mee opgedaan. Denk aan de transformatie van het gebouw van het Ministerie van Justitie in Den Haag tot een groot woon-, werk- en studiecomplex of van de Parooltoren in Amsterdam tot een studentenhotel. Verder biedt de verduurzaming van bestaande kantoren kansen voor onder meer ons installatiebedrijf. Onderhoud en beheer zijn goed voor ongeveer de helft van onze omzet in de utiliteitssector en vormen een stabiele factor. Daarnaast zijn we vooral actief in niches, zoals de bouw van datacentra, waar nog genoeg groei zit.’
De vooruitzichten voor de inframarkt verslechteren door de stikstofcrisis en bezuinigingen bij gemeenten. Hoe kijkt u tegen deze markt aan?
‘Voor ons draait de inframarkt op dit moment nog prima. Maar door een te trage besluitvorming en het uitblijven van heldere keuzes in het stikstofbeleid verschuiven grote infraprojecten naar de toekomst. Dat baart ons zorgen. Vanwege de lange ontwerptijd zouden onze ingenieurs in feite nu al aan het werk moeten voor de productie over twee jaar. Grotere projecten maken echter nog maar 10 tot 20% van onze divisieomzet uit. Wij zijn ons meer gaan richten op middelgrote klussen en onderhoud en beheer. Juist in die laatste tak zien we groei. Dit is gunstig voor de stabiliteit en het risicoprofiel van de infradivisie. Bezuinigingen bij lokale overheden kunnen negatief uitpakken voor de regionale inframarkten. Er zijn echter steunpakketten van het Rijk en we zien over het algemeen een hoge investeringsbereidheid. Neem het hoogwaterbeschermingsprogramma of de miljarden die Rijkswaterstaat aan renovatie van bruggen en tunnels uitgeeft. Ook de energietransitie zal groeikansen opleveren. Net als in de woning- en utiliteitsbouw werken we hier hard aan digitalisering en datagedreven diensten. Zo kunnen we met sensoren bruggen voortdurend monitoren.’
In de strategie voor 2019-2023 staan verbetering van het risicomanagement en de winstgevendheid centraal. Moeten hier nog grote slagen gemaakt worden?
‘Over het eerste halfjaar voldeden de divisies Vastgoed en Infra al aan onze margedoelstelling. Voor Bouw & Techniek geldt dat nog niet, door een achterblijvende marge op de grotere projecten. Het gaat hier wel de goede kant op. We zijn veel selectiever geworden met het aannemen van projecten en doen alleen nog maar klussen die voldoende opleveren. De cultuuromslag van het nee zeggen tegen projecten vergt tijd en is nog steeds gaande. Ik heb er echter vertrouwen in dat we onze margedoelstelling de komende jaren gaan halen. We zullen best nog eens tegen een onrendabel project aanlopen, maar het mag niet meer fout gaan op tien projecten tegelijkertijd. Onze voorspelbaarheid is enorm verbeterd. Verder blijven we onze bijdrage leveren aan een verduurzaming van de leefomgeving. Zo willen we in 2023 100% energieneutrale oplossingen kunnen leveren aan onze klanten.’