CO2 | Vijf ondernemingen met een kansrijke visie
Deze week kwam de VN met een alarmerend klimaatrapport. De aarde warmt in een ongekend snel tempo op, met alle desastreuze gevolgen wereldwijd van dien. Vergaande maatregelen zijn onontkoombaar. Komend najaar komt het wereldwijde klimaatbeleid opnieuw volop in de schijnwerpers te staan. Vanaf 31 oktober komen wereldleiders in het Schotse Edinburgh bijeen om te bespreken hoe de temperatuurstijging ten opzichte van voor het industriële tijdperk beperkt kan blijven tot minder dan 2 graden Celsius.
De afspraken die daarover tijdens de Parijs-conferentie in 2015 zijn gemaakt, maken tot nu toe nog niet het gewenste verschil (zie onderste kader). De kans is dat de zogeheten top ‘COP26’ het startsein vormt om een tandje bij te schakelen met alle klimaatinitiatieven, zoals de Europese Green Deal. Dat kan alleen als er op een andere wijze naar CO2-uitstoot wordt gekeken.
Het huidige CO2-perspectief
Momenteel rekenen veruit de meeste bedrijven zichzelf nog af op de hoeveelheid uitstoot die vrijkomt bij bedrijfsprocessen, het gebruik van bedrijfswagens en andere vervoermiddelen, en de inkoop van energie in alle denkbare varianten. In de wetenschappelijke wereld worden dit ook wel Scope 1- en Scope 2-emissies genoemd. Frankrijk verplicht professionele beleggers al vier jaar om aan de hand hiervan de CO2-uitstoot te rapporteren. Het gevaar van deze aanpak is dat een groot deel van de uitstoot mogelijk niet wordt meegerekend.
Volgens deze aanpak heeft bijvoorbeeld een producent van smartphones die de fabricage uitbesteedt een veel lagere uitstoot dan een concurrent die de apparaten zelf in elkaar zet. Maar uiteindelijk zal er bij de productie van beide toestellen ongeveer evenveel CO2 vrijkomen. Omdat daar in steeds meer regio’s een duidelijk prijskaartje aan hangt (zie kader), heeft die uitstoot een steeds grotere impact op de resultaatontwikkeling van beide bedrijven.
Uitstoot opeens 10 keer zo hoog
Een gevolg van dat proces is dat ondernemingen ook moeten letten op uitstoot van toeleveranciers en bij klanten. Zowel in de beleggingswereld als bij bedrijven komt er daarom steeds meer aandacht voor zogeheten Scope 3-emissies. Dit is alle andere uitstoot die voortvloeit uit het leveren van een product of dienst: van het woon-werkverkeer van het personeel en het aanschaffen van halffabricaten tot het vervoer naar de winkel. In sommige sectoren is het een complexe aangelegenheid om dit goed in kaart te brengen.
Bierbrouwer Carlsberg benadert Scope 3-emissies bijvoorbeeld vanuit de vraag hoeveel er vrijkomt om een biertje in de hand van een klant te krijgen. Deze zogeheten ‘beer-in-hand’ uitstoot ligt ongeveer tien keer zo hoog als de Scope 1- en 2-emissies. De brouwer streeft ernaar om de Scope 3-uitstoot volgend jaar minstens 15% onder het niveau van 2015 te brengen.
Dat gebeurt onder meer doordat Carlsberg in overleg is gegaan met blikjes- en flesmakers over het omschakelen naar groene energie. Verpakkingen zijn namelijk goed voor meer dan 40% van de beer-in-hand uitstoot.
Onder druk
Het komt steeds vaker voor dat klanten of toeleveranciers vervuilende bedrijven onder druk zetten om minder CO2 uit te stoten. De afgelopen jaren heeft Beleggers Belangen geregeld aandacht besteed aan bedrijven in het segment groene stroom of energiebesparing die van deze trend profiteren. Inmiddels zijn de waarderingen in dergelijke duurzame beleggingen flink opgelopen.
Een groot deel van het laaghangende fruit is door bedrijven geplukt. Hierdoor gaat de focus verschuiven naar het opvangen of compenseren van CO2. Ook speelt mee dat het de komende decennia onmogelijk is om volledig van fossiele brandstoffen af te stappen: de energietransitie kost tijd.
Overigens is Europa niet de enige regio waar het prijskaartje van vervuiling stevig oploopt. Ook in de Verenigde Staten en China zijn er inmiddels speciale marktplaatsen voor emissiehandel. Andere landen kiezen er juist voor om hier via belastingen zelf de prijs voor te bepalen. In dit opzicht spant Zweden de kroon, met een CO2-heffing van omgerekend iets meer dan €100 per ton. De hoge CO2-prijzen maken het noodzakelijk om bij de import van goederen rekening te houden met de uitstoot die vrijkomt in landen zonder heffing of handelssysteem. Want ondanks alle mooie initiatieven, is nog altijd 78,5% van alle CO2 die in de atmosfeer terecht komt onbelast.
Op weg naar netto-nul
Veel landen en bedrijven hebben zich dan ook ten doel gesteld om CO2-neutraal te worden. In dat geval moet de uitstoot die nog altijd vrijkomt, gecompenseerd worden. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. Met speciale technieken is het bijvoorbeeld mogelijk om de CO2 die vrijkomt voor of tijdens de verbranding bij energiecentrales of industriebedrijven op te vangen. Wereldwijd werd in 2020 slechts 40 miljoen ton CO2 op deze manier uit de atmosfeer gehouden. De belangrijkste reden voor het gebrek aan populariteit, is de hoge prijs.
Voor industriële processen waarbij een stroom pure CO2 vrijkomt, liggen die kosten op circa $25 per ton volgens gegevens van brancheorganisatie IEA. Voorbeelden zijn de fabricage van ethanol. Dat komt op $40 tot $120 per ton als de CO2-uitstoot minder geconcentreerd is, zoals bij betonproductie of het verwerken van aardgas. En het is al helemaal duur om het broeikasgas rechtstreeks uit de lucht te halen: $150 tot meer dan $300 per ton.
Het ligt echter voor de hand dat die kosten dalen als de opvangtechnologie verbetert. Ook de stijgende prijs van CO2-uitstoot maakt het aantrekkelijker om het gas uit de atmosfeer te houden. Sinds 2017 zijn ruim dertig nieuwe opvang- en opslagprojecten (CCS) aangekondigd met een totale jaarcapaciteit van 130 miljoen ton. Daarmee is een bedrag gemoeid van naar schatting $27 mrd.
Vijf aandelen voor een CO2-visie
Het Noorse Aker Solutions en het Amerikaanse Fluor (FLR) zijn voorbeelden van bedrijven die profiteren als de CCS-investeringen verder oplopen. Beide bedrijven hebben de afgelopen jaren al enkele opdrachten op dit vlak binnengehaald.
Fluor | Een extra groeimotor
Fluor heeft een speciale technologie ontwikkeld (Fluor Econamine FG Plus) die bij ruim dertig installaties overal ter wereld wordt ingezet. De onderneming bouwt tevens installaties om CO2 onder druk via pijplijnen af te voeren. Maar als groot bouwbedrijf doet Fluor nog veel meer: van het aanleggen van snelwegen tot mijnbouwinstallaties.
De onderneming splitst de inkomsten in dit segment niet uit, maar naar schatting is momenteel 10 tot 20% van de omzet CO2-opvang- en besparingsgerelateerd. Dankzij de infrastructuurplannen van de Amerikaanse president Joe Biden heeft Fluor echter ook een andere groeimotor. Hierdoor kan de winst na hersteljaar 2021 snel groeien, via $1 per aandeel volgend jaar naar $1,60 in 2022.
Ook bij Aker Solutions gaat de winst naar verwachting mooi toenemen. Het ingenieursbureau doet voornamelijk zaken met energiebedrijven en splitst net als Fluor de CCS-inkomsten niet uit. De omzet is grofweg gelijk verdeeld over klanten voor groene energie, de aanleg van elektrische infrastructuur en onderwaterprojecten.
Aker | Een veelbelovende nieuwkomer
In dat laatstgenoemde segment is Aker onder meer betrokken bij het inbrengen van CO2 in lege of bijna lege energievelden. Daarnaast had het bedrijf tot vorig jaar een divisie die zich volledig richtte op het opvangen van CO2 bij industriële en energieprocessen. Deze tak is echter vorig jaar apart naar de beurs gebracht als Aker Carbon Capture. De technologie van de beursnieuwkomer is veelbelovend, maar de waardering ligt wel erg hoog.
Beleggers betalen maar liefst veertig maal de verwachte omzet. En het bedrijf komt niet voor 2024 uit de rode cijfers. De activiteiten van Aker Solutions zijn weliswaar iets minder gefocust op CO2-opvang, maar de waardering is veel aantrekkelijker. Het aandeel wordt verhandeld voor 18 maal de winst voor volgend jaar. Voor 2023 komt die verhouding op minder dan 13.
Rayonier | Een nieuwe kijk
Overigens kent de natuur ook een beproefde methode om CO2 uit de atmosfeer te halen. Een boom neemt jaarlijks 20 tot 30 kilo van dit broeikasgas op. Dat vertaalt zich naar ongeveer 12 ton CO2 voor een hectare bos. Voor sommige bosbouwbedrijven zou de vergoeding voor CO2-opslag al bijna evenveel opleveren als de normale activiteiten. In de financiële wereld is hier nog veel te weinig aandacht voor. Dat is voor een deel te wijten aan een gebrek aan communicatie van de onderneming zelf. Daar komt echter verandering in, want in maart publiceerde Rayonier (RYN) het eerste ‘carbon report’.
Daarin becijferde het bedrijf dat de bosgronden die het exploiteert, in 2019 5,7 miljoen ton CO2 hebben opgenomen. Bij een prijs van $40 per ton, zouden de 1,25 miljoen hectare van Rayonier $228 mln aan inkomsten opleveren. Dat was bijna een derde van de concernomzet in dat jaar geweest. Het grote voordeel van hout als CO2-opslag is dat het broeikasgas niet vrijkomt bij bewerking van het materiaal. Mede hierdoor bespaart de inzet van een kubieke meter hout over de hele levenscyclus circa 2 ton CO2 in vergelijking met beton of steen.
Overigens is Rayonier ook een veelbelovende belegging als het nog enige tijd duurt voordat er meer aandacht komt voor de rol die bosbouwbedrijven spelen bij de CO2-opvang. Op de Amerikaanse thuismarkt zit de houtvraag onder meer door toenemende bouwactiviteit op de huizenmarkt in de lift. Het bedrijf heeft de juridische structuur van een REIT. Hierdoor is het verplicht om het overgrote deel van de winst als dividend (3% rendement) uit te keren. Overigens is de free cashflow dit jaar ongeveer vier keer zo groot als de winst, wat verklaart waarom de k/w (86) extreem hoog ligt.
Ten opzichte van andere bosgrondbedrijven heeft Rayonier een streepje voor, omdat de bosbouwactiviteiten 70% van de omzet vormen. Omdat veel ondernemingen ook eigen verwerkings- of papieractiviteiten hebben, ligt dat percentage sectorbreed op minder dan 40.
Een andere positieve, koopwaardige uitschieter is CatchMark Timber Trust (CTT) met 60% bosbouwinkomsten. Met een bosoppervlakte van 600.000 hectare is deze onderneming wat kleiner dan Rayonier, maar het dividend ligt juist weer wat hoger: 4,7%.
S&P Global | Duurzame cijfertjes
Ten slotte kunnen beleggers ook op een heel andere manier inspelen op de toenemende focus van Scope 3-uitstoot. Zowel beleggers al bedrijven zelf zijn hard bezig om deze informatie in kaart te brengen. Dataverzamelaar S&P Global is een van de partijen die hierbij voorop lopen. Onder meer door ondernemingen binnen dezelfde sector met elkaar te vergelijken, kan de onderneming vrij goed in beeld brengen hoe groot de Scope 3-uitstoot daadwerkelijk is.
Vorig jaar werd de kennis op duurzaam gebied verder uitgebreid via de overname van de ESG Ratings-divisie van Robeco. S&P Global verkoopt deze inzichten aan grote beleggers en gebruikt ze voor het samenstellen van duurzame indices. Op deze markt heeft het bedrijf meer een monopolie dan op die van kredietbeoordelaars die gedeeld wordt met Moody’s en Fitch.
Een winstgroei die de komende jaren hoger kan liggen dan de 10 tot 15% die analisten nu inprijzen en een free cashflow die circa 20% hoger ligt dan die winst, maken S&P Global ondanks de hoge waardering tot een veelbelovende belegging met een duurzame toekomst. Dat geldt uiteraard ook voor Aker Solutions, Fluor, Rayonier en CatchMark Timber.
Bedrijf | Ticker/ISIN | Beurswaarde | k/w 2021 | k/w 2022 | Dividend |
Aker Solutions | NO0010716582 | NOK 7,8 mrd | 83 | 18,1 | 0,2% |
CatchMark Timber | CTT | $568,8 mln | – | – | 4,7% |
Fluor | FLR | $2,3 mrd | 27,7 | 10,4 | – |
Rayonier | RYN | $5,1 mrd | 86 | 74 | 3,0% |
S&P Global | SPGI | $106,5 mrd | 33,5 | 29 | 0,7% |
De meest recente tussenstand wijst op een temperatuurstijging van 3,6 graden. De grote boosdoeners? Dat zijn het hoge gebruik van fossiele brandstoffen, achterblijvende klimaatinvesteringen en een tekort aan manieren om CO2 op te slaan. Overigens is er ook goed nieuws. De dalende investeringen in nieuwe capaciteit voor fossiele brandstoffen en de oplopende CO2-prijzen, zorgen ervoor dat de verwachte temperatuurstijging 0,3 graden lager ligt dan twaalf maanden geleden werd geraamd.