Inflatie-obligaties | Is dit het moment om in te stappen?
Centrale banken in de ontwikkelde economieën hebben wereldwijd hun voet nog altijd stevig op het gaspedaal. Officiële beleidsrentes zijn zeer laag – of negatief – en daarnaast kopen de centrale banken maandelijks voor miljarden aan obligaties op. Hierdoor is er geld in overvloed en zijn de obligatierentes ongekend laag.
Dit zien we extra duidelijk als we kijken naar de ontwikkeling van het reële rentepercentage. Dit is de vergoeding die investeerders krijgen voor het uitlenen van geld, gecorrigeerd voor inflatie. De hoogte hiervan hangt normaal gesproken vooral af van de lengte van de periode dat een belegger geld uitleent, en daarnaast ook van het risico dat de lener het geld niet kan terugbetalen – maar dit wordt voor landen als Duitsland en de VS zeer gering geacht.
Inflatie-obligaties in Duitsland en VS
De reële vergoeding op de Duitse inflatie-obligatie tot 2030 dook in augustus onder de -2%, een historisch dieptepunt. Ook de Amerikaanse reële tienjaarsrente is met circa -1,1% zeer laag. Deze niveaus zagen we zelfs niet tijdens de krediet- en schuldencrisis.
Negatieve rentes zijn natuurlijk ideaal voor landen. Ze kunnen immers de economische groei aanjagen door overheidsuitgaven en -investeringen te verhogen met (extra) geleend geld dat niets kost. En ook al loopt de totale schuldpositie wel op, deze blijft hierdoor toch goed betaalbaar. Precies wat de centrale banken beogen. Vroeg of laat zullen centrale banken het gaspedaal echter toch wat minder ver willen indrukken, is de verwachting.
De Amerikaanse centrale bank (Fed) begint waarschijnlijk over enkele maanden met het verminderen van zijn maandelijkse obligatie-aankopen. Als de Fed daarmee klaar is, kan ook de officiële beleidsrente omhoog, als zich gaandeweg ten minste geen economische tegenvallers voordoen. Volgens de indicaties van de ECB laat de vermindering van de monetaire stimulans in de eurozone langer op zich wachten. Maar als de Amerikaanse reële rente stijgt, is de kans groot dat dit de Duitse evenknie ook mee omhoog trekt.
Nominaal/reëel
Een stijging van de reële rente drukt de koers van inflatie-obligaties, maar ook die van reguliere of nominale obligaties. De nominale rente is namelijk opgebouwd uit de reële rente plus de inflatieverwachting. Als de nominale rente oploopt door een hogere inflatie(verwachting), dan daalt de koers van de nominale obligatie, maar niet van de inflatie-obligatie.
De hoofdsom van een inflatie-obligatie wordt immers geïndexeerd voor de werkelijk opgetreden inflatie. Hierdoor ontvangt de belegger ook een hogere, namelijk voor inflatie gecorrigeerde, couponuitkering en aflossing.
Relatief
Om iets te kunnen zeggen over de waardering van nominale obligaties ten opzichte van inflatie-obligaties kijken we naar de ingeprijsde inflatie of break-even-inflatie. In de Duitse inflatie-obligatie tot 2030 is nu een verwachte inflatie van gemiddeld 1,4% per jaar ingeprijsd. Als de werkelijke inflatie gemiddeld hoger of lager uitkomt, zal de belegger in deze inflatie-obligatie een beter dan wel slechter resultaat boeken dan een belegger in een reguliere Duitse obligatie tot 2030.
In juli stegen de prijzen in de eurozone met 2,2% jaar-op-jaar, meer dus dan die 1,4%. Maar hierin zitten eenmalige effecten, zoals een sterk gestegen olieprijs en aangepaste Duitse BTW-tarieven. De ECB verwacht dat dit hogere cijfer tijdelijk is en dat de inflatie gaat terugzakken richting 1%. Maar de ECB heeft een inflatiedoelstelling van om en nabij de 2%, en kan tijdelijk een hoger niveau tolereren. Wat dat betreft is een inflatieverwachting van 1,4% gemiddeld per jaar niet bijzonder hoog te noemen.
Inflatie-obligaties stevig geprijsd maar…
Staatsobligaties van de eurolanden en de VS zijn duur. Dat geldt niet alleen voor de reguliere obligaties met zeer lage (VS) of zelfs negatieve rentes (Duitsland), ook inflatie-obligaties zijn met historisch negatieve reële rentevergoedingen stevig geprijsd. Als de reële rente gaat stijgen, bijvoorbeeld als de Fed de obligatie-opkopen gaat verminderen, resulteert dit in koersdalingen voor zowel reguliere als inflatie-obligaties. Uiteraard geldt ook het omgekeerde. Een daling van de reële rente duwt de koersen van beide obligatiesoorten omhoog.
Als de reële rentes echter onveranderd laag blijven, maar de hogere inflatie toch minder tijdelijk is dan nu wordt voorzien, dan hebben beleggers in inflatie-obligaties hier profijt van doordat de hoofdsom wordt geïndexeerd. Beleggers in reguliere obligaties, die geen compensatie krijgen voor de werkelijk opgetreden inflatie, zijn dan minder goed af.
Ellen Engelhart heeft geen belangen in de beschreven obligatietitels. Kijk voor meer informatie op www.vanlanschot.nl/disclaimer/beleggingsinformatie.