Offensieve Portefeuille | D’Ieteren en CFE in de spotlights
Het jaarverlies voor de Nasdaq bedroeg eind mei 22,5% en dat betekent dat de technologiebeurs nog altijd in een berenmarkt zit. Het zal dan ook geen verrassing zijn dat de Offensieve portefeuille, waar ook behoorlijk wat technologie in zit, eveneens rood kleurt dit jaar. Met een verlies van 13% blijft de schade wel nog enigszins beperkt.
Hoe lang het negatieve sentiment nog zal aanhouden, blijft lastig te voorspellen. Oorlog, zorgen over inflatie, acties van centrale banken en een recessie kunnen de koersen mogelijk nog verder doen zakken. Daartegenover staat dat door de berenmarkt ook de waarderingen zijn teruggelopen, met name van technologiebedrijven. Daarmee neemt het aantal kansen op een koopje toe en het is dan ook de vraag wanneer het weer gaat jeuken bij beleggers.
Aan de zijlijn
Dat er nog behoorlijk wat gelden aan de zijkant staan, blijkt wel uit een recent onderzoek van Bank of America. De maandelijkse enquête onder Amerikaanse fondsbeheerders wijst uit dat zij sinds 2001 procentueel gezien niet zoveel kasgeld aanhielden als afgelopen maand. Gelden die uiteindelijk weer naar aandelen zullen vloeien, omdat het anders voor de beheerders erg lastig wordt om de index die ze volgen te verslaan. Mocht de beurs verder wegzakken, dan zal ik als beheerder van de Offensieve portefeuille de kans aangrijpen om het kasgeld (24% van de portefeuille) aan het werk te zetten.
Nu de kwartaalcijfers weer achter de rug zijn en het rustiger is geworden op de beurs qua bedrijfsnieuws, ontstaat de mogelijkheid om weer eens aandacht besteden aan twee Belgische aandelen uit de Offensieve portefeuille. CFE en D’Ieteren wisten beide recent de aandacht naar zich toe te trekken.
D’Ieteren
D’Ieteren hield enkele weken geleden haar beleggersdag en stelde niet teleur. De holding kwam met nieuwe doelstellingen voor de middellange termijn die hoger uitvielen dan waar analisten op rekenden.
Voor abonnees die D’Ieteren niet kennen volgt een korte omschrijving. De drie belangrijkste belangen van de onderneming zijn:
1. Belron, bij het grote publiek beter bekend als Carglass,
2. D’Ieteren Auto, de exclusieve importeur van Volkswagen in België,
3.TVH Parts, een onderneming actief op het gebied van reserveonderdelen voor onder andere heftrucks en landbouwmachines die in 2021 werd toegevoegd aan de holdingportefeuille.
De positie in Carglass is het belangrijkst en met deze activiteit rekent D’Ieteren de komende jaren op een omzetgroei tussen de 7 en 9% per jaar. Daarbij moet de bedrijfsmarge tegen 2025 boven de 23% uitkomen, vorig jaar bedroeg deze marge al 17,5%. Carglass verwacht deze doelen te bereiken, doordat het vervangen van autoruiten steeds complexer wordt door de verschillende geavanceerde technologieën die in de ruiten wordt verwerkt. Hierbij kunt u denken aan regensensoren en technologie die assisteert bij het binnen de lijnen rijden op de snelwegen. Doordat de complexiteit van de ruiten toeneemt, stijgt ook het prijskaartje om de ruit te vervangen en dat speelt Carglass in de kaart.
D’Ieteren Auto verwacht de komende jaren een gemiddelde omzetgroei van 10% te realiseren. Daarbij mikt het bedrijf op een margeverbetering van circa 3% naar 4%. De verbetering van de marge binnen deze groep dient mede te komen van nieuwe initiatieven als de net opgezette nieuwe fietsenketen Lucien. Daarnaast timmert D’Ieteren Auto ook aan de weg met de verkoop van tweedehands auto’s en de dienst Poppy, die het delen van auto’s en scooters mogelijk maakt.
Voor TVH Parts mikt de groep de komende jaren op een organische groei van de omzet met 8% per jaar. Doordat ik de netto vermogenswaarde van D’Ieteren schat op €235 per aandeel blijf ik bij een beurskoers van €158 de stukken stevig vasthouden.
CFE
CFE deelde op de beleggersdag belangrijke informatie over de splitsing van het aandeel op 29 juni. Daarmee zullen verschillende activiteiten op eigen benen komen te staan. DEME zal een aparte beursnotering krijgen, dat is de divisie die de baggeractiviteiten van de groep omvat en specialist is in de installatie van windparken op zee. Doordat DEME in het oude CFE verantwoordelijk was voor het grootste deel van de omzet (67%) en winst, zal dit onderdeel ook veruit het meeste waard zijn op de beurs. Binnen het nieuwe CFE vallen dan nog enkel de aannemersactiviteiten en de vastgoedontwikkelaar BPI.
DEME zal de komende jaren de wind in de rug hebben. De Europese marktleider in het bouwen van windmolenparken op zee profiteert van de energietransitie en heeft ook goede papieren om wereldwijd de marktleider te kunnen worden. Het bedrijf won de laatste twaalf maanden immers al verschillende grote projecten buiten Europa. De stukken DEME verwacht ik na de splitsing dan ook zeker vast te houden. Het management heeft in het verleden telkens gezegd dat 2023 en 2024 belangrijk zullen zijn voor offshore windprojecten. Gezien het feit dat na de aankondiging van een project het normaliter 1 à 2 jaar duurt alvorens begonnen wordt met de bouw, ligt het in de lijn der verwachting dat de komende twaalf maanden heel wat potentiële contracten naar de markt zullen komen. Daarvan zou DEME moeten kunnen profiteren.
De orderportefeuille bereikte eind vorig jaar met €5,9 mrd alvast een record. Vergeleken met een jaar eerder ging het om een toename van 31%. In 2022 verwacht het management nog een vergelijkbare omzet te boeken als in 2021, waarbij de nettowinst als gevolg van een hogere kosteninflatie naar verwachting iets lager zal uitvallen.
Het belang DEME schat ik momenteel aan €117 per aandeel. Dat is meer dan de huidige beurskoers van CFE. De stukken houd ik daarom vast.