Opkomende markten weer kansrijk | De beste beleggingen op rij
Beleggen in opkomende markten is eigenlijk nog een relatief jonge tak van sport. MSCI lanceerde in 1988 de eerste Emerging Markets Index, bestaande uit toen nog tien landen. Grote opkomende landen als China, Taiwan en India konden door gebrek aan transparantie of toegankelijkheid toen nog niet opgenomen worden. Er is sindsdien veel veranderd. MSCI heeft nu 24 landen in de index opgenomen, waarvan het gezamenlijk bbp volgens IMF-data groeide van $2,6 bln in 1988 naar $36,3 bln eind 2022 (ter vergelijking: het bbp van de VS bedroeg eind vorig jaar $26,1 bln).
De verwachting is dat opkomende markten de komende jaren relatief hard blijven groeien. Deze groei heeft de afgelopen decennia steeds meer beleggers aangetrokken. Aanvankelijk keken die vooral naar de aandelen en dat is nog steeds het geval. Maar het laatste decennium zijn ook obligaties, zowel in lokale als in harde valuta (vooral Amerikaanse dollar), populair geworden. De obligatiemarkten hebben een enorme ontwikkeling doorgemaakt.
Aanvankelijk konden opkomende landen eigenlijk alleen in dollars lenen, maar dat gebeurt steeds meer in lokale valuta, en lang niet meer alleen door overheden, ook door bedrijven. Er zijn zelfs grote westerse bedrijven die nu in opkomende valuta leningen uitgeven. Autofabrikanten die bijvoorbeeld veel naar China exporteren of in China produceren, hebben RMB-leningen uitgeven.
Opkomende markten vallen tegen op de beurs
Ondanks de sterke groei van de opkomende landen, zowel in economische termen als qua handelsvolumes op de beurzen, is beleggen daar niet altijd een succes geweest. Vanaf het jaar 2000 tot en met 2007 leverden opkomende markten relatief nog goede prestaties versus de westerse markten. De MSCI Emerging Markets steeg over deze periode grofweg zo’n 2,5 maal zo hard als de MSCI World, de index met de tweeduizend grootste bedrijven uit de ontwikkelde landen. Vooral de vier grote markten Brazilië, China, India en Rusland groeiden toen hard. Het acroniem BRIC werd door Jim O’Neill, destijds de beleggingsstrateeg van Goldman Sachs, bedacht en diverse grote Amerikaanse zakenbanken zetten voor hun klant vol op dit thema in.
Nadat zowel opkomende als ontwikkelde markten het in de kredietcrisis zwaar te verduren kregen, zagen we vanuit het dieptepunt in februari 2009 een tegengestelde beweging. De MSCI World heeft het sindsdien bijna tweemaal zo goed gedaan als de MSCI Emerging Markets. (zie grafiek).
De hoofdreden hiervoor is dat ontwikkelde regio’s (Europa, Japan en VS), om de kredietcrisis te bestrijden, op grote schaal monetair zijn gaan ondersteunen – middels een beleid van extreem lage rentes en kwantitatieve verruimingen –, mogelijkheden die de centrale banken van de meeste opkomende markten niet of veel beperkter ter beschikking hadden. Dit losse monetaire beleid leidde op de ontwikkelde beurzen tot ‘asset-inflatie’. Ook stelde het veel grote westerse bedrijven in staat om op grote schaal aandelen in te kopen, gedeeltelijk door goedkope financiering via de obligatiemarkten.
Voor de obligatiemarkten geldt eigenlijk een vergelijkbaar verhaal. De sinds de kredietcrisis sterk gedaalde rente stuwde de westerse obligatiemarkten op. Obligaties van opkomende markten in dollars konden nog wel een redelijke prestatie neerzetten, omdat de dollar sinds de kredietcrisis per saldo de sterkste valuta ter wereld was. Rendementen van obligaties in lokale valuta’s (ongedekt) hebben, sinds beleggers daar ruim een decennium geleden ruime toegang toe kregen, echter nooit hun verwachting waargemaakt. De schade is hier overigens nog meegevallen omdat de Chinese RMB nog goed overeind is gebleven door prudent monetair beleid van de Bank of China en omdat de Chinese autoriteiten de RMB als tweede reservemunt naast de dollar willen positioneren.
Opsplitsing in blokken
De grote vraag is of de pendule weer een andere kant, die van de opkomende markten, op kan slaan. De voorspellingen van bekende analisten voor opkomende markten, zowel voor aandelen als voor obligaties, zijn al een paar jaar (gematigd) positief. Maar recent heeft de coronacrisis roet in het eten gegooid. Enerzijds bleken ontwikkelde landen over krachtigere crisisbestrijdingsmiddelen te beschikken. Naast monetaire, kwam er namelijk ook fiscale ondersteuning van de overheden. Anderzijds ontstond door corona, later versterkt door de inval van Rusland in Oekraïne en een mogelijke inval van China in Taiwan, een nieuw geopolitiek ‘umfeld’: de wereld is zich gaan opdelen in drie blokken: de VS, de EU-zone en China, die economisch steeds meer trachten autarkisch te opereren.
Binnen de opkomende markten zijn ook weer drie blokken aan het ontstaan. Ten eerste de groep landen die rijk zijn aan grondstoffen. Die hebben grosso modo kunnen profiteren van de gestegen grondstofprijzen. Gezien het vooruitzicht van verder stijgende grondstofprijzen zijn de meeste van deze landen voor de toekomst goed gepositioneerd. Dan is er een groep landen die geen of weinig grondstoffen produceren, maar die wel handel blijven drijven met Rusland, ondanks de Oekraïne-oorlog. Dit is wat betreft schaal de grootste groep, want hier behoren in ieder geval de drie grootste opkomende landen toe: China, India en Indonesië. De roebel en renminbi worden in dit blok steeds meer als reservevaluta gebruikt. De derde groep is noch in het bezit van grondstoffen, noch in valuta die de Russen of Chinezen accepteren om handel mee te drijven. Hieronder vallen landen als Sri Lanka, Bangladesh, Pakistan en Turkije.
Zij vallen nu buiten de boot. Maar dat wil niet zeggen dat ze in de toekomst geen interessante beleggingslanden kunnen worden. China of Rusland kan ze op enig moment als strategisch belangrijk bestempelen. De valuta’s van deze landen hebben de laatste tijd sterk onder druk gestaan, maar een verzwakking van de dollar kan ook weer positief voor ze uitwerken. Het punt is dat opkomende markten, zowel wat betreft obligaties als aandelen, steeds meer een tactische visie van beleggers vragen, waardoor actieve beheerders die de juiste beslissingen nemen, toegevoegde waarde kunnen leveren versus passieve beleggingsoplossingen.
Waarderingen
Opkomende landen kunnen economisch en politiek dus niet over één kam worden geschoren. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de ‘frontier markets’ die weer andere beleggingsdynamieken toevoegen (zie kader). Als we fundamenteel kijken, dan zijn opkomende markten momenteel aantrekkelijk gewaardeerd. De koers-winstverhouding van de MSCI Emerging Markets (op basis van de winsten van de afgelopen twaalf maanden) bedraagt 11,3 (versus 17,7 van de MSCI World). De koers-boekwaarderatio is 1,7 (versus 2,7 van de MSCI World). Historisch gezien liggen deze ratio’s net onder de langetermijngemiddelden.
Of het land echt interessant voor beleggers wordt hangt van diverse factoren af, zoals effectieve bestrijding van de hoge inflatie (20%) en corruptie. Vietnam is waarschijnlijk de interessantste frontier-markt. De economie en bevolking groeien daar ook hard en het land wordt door beleggers als politiek geaccepteerd alternatief van China gezien. Wat betreft aandelen zijn er enkele beleggingsproducten die zich speciaal richten op frontier-markets. Bij obligaties worden opkomende en frontier-markten bijna altijd in één fonds samen genomen. Daar is ook wat voor te zeggen omdat er een grote groep landen in het grijze gebied tussen opkomend en frontier bivakkeert en het universum met beleggingskansen zo wordt uitgebreid.
Laten we sectorinvloeden buiten beschouwing, dan zijn opkomende markten weliswaar minder, maar nog steeds aantrekkelijk gewaardeerd ten opzichte van dan de ontwikkelde markten. Er zijn echter grote verschillen. Vooral Latijns-Amerika lijkt goedkoop. Diverse Aziatische landen zoals India en Thailand zijn relatief duur. Ook hier zouden dus actieve beheerders waarde kunnen toevoegen. Tot slot zijn obligaties in harde valuta relatief normaal gewaardeerd. De gemiddelde Yield To Maturity (YTM) staat nu op 7,3% per jaar. Aantrekkelijk gewaardeerd zijn vooral obligaties in lokale valuta, met een YTM van 7,9% (zie kader).
Hoe te beleggen in opkomende markten
Beleggen in opkomende markten is er door de geopolitieke ontwikkelingen niet gemakkelijker op geworden. Politieke blokvorming en het wel of niet hebben van grondstoffen zijn dominante thema’s. De waarderingen zijn echter door de bank genomen relatief – versus ontwikkelde landen en historisch gezien – aantrekkelijk. De opkomende markten zijn ook wat betreft sectoren veel beter en interessanter gespreid dan twintig jaar geleden.
Er zijn eigenlijk geen argumenten waarom een belegger niet minimaal een neutrale weging naar opkomende markten zou hebben, al is het alleen maar uit oogpunt van nog meer spreiding. De correlatiecoëfficiënt tussen de rendementen van opkomende en ontwikkelde aandelenmarkten varieert tussen de 0,55 en 0,90 en wordt de laatste twee jaar door de blokvorming weer lager. Daardoor zorgt het toevoegen van opkomende markten – waarschijnlijk in toenemende mate – voor risicoverlaging van de portefeuille.
De beste kandidaat voor een overweging in de portefeuille betreft, zoals gezegd, obligaties in lokale valuta. In de tabel staan een aantal interessante beleggingsmogelijkheden. Voor beleggers die niet geloven dat er actieve beheerders zijn die de probleemlanden kunnen vermijden zijn er ook passieve oplossingen opgenomen.
Het advies voor opkomende markten blijft, gezien de per saldo grotere risico’s, zo goed mogelijk gespreid te beleggen. Dus fondsen, actief of passief, en geen individuele aandelen of obligaties. Het vinden van goede actieve fondsen kost in opkomende markten wat meer moeite, maar de potentiële extra rendementen zijn dan wel de moeite waard.
Ten eerste komt door de grote schuldenpositie van de VS en de problemen in de banksector de dollar langzaam meer onder druk te staan. En een zwakke dollar betekent doorgaan stijgende valuta’s van opkomende landen. Ten tweede zijn de centrale banken in veel opkomende landen ook eerder de strijd aangegaan tegen de oplopende inflatie. Ze hebben in vergelijking tot bijvoorbeeld de VS en Japan lage schuldposities. Ten derde zijn de lokale obligatiemarkten aan het veranderen, bijvoorbeeld middels kredietlijnen met China of het met eigen valuta kunnen kopen van grondstoffen uit Rusland.
Opvallend is dat de volatiliteit van Amerikaanse staatsleningen hoger is geworden dan die van de meeste opkomende markten. Dat komt de dollar ook niet ten goede. Doordat ook de euro en yen zo hun eigen problemen kennen, zoeken centrale banken steeds meer diversificatie van valutareserves. De Chinese renminbi is een van de gegadigden om die spreiding tot stand te brengen.