Gids | Dividendbelasting terugvorderen
Na het veel besproken Kerstarrest van de Hoge Raad uit 2021 (zie kader) kunnen wij anno 2024 nog steeds vaststellen dat het terugvorderen of verrekenen van te veel ingehouden buitenlandse bronbelasting op bruto dividend soms lastig, maar nog steeds de moeite waard kan zijn.
Dit ondanks de met de jaren toenemende kosten van bijvoorbeeld zogenoemde tax vouchers. Dit artikel is een update van onze uitleg over hoe een en ander in zijn werk gaat.
Inhoudsopgave
- Verrekenen ingehouden dividendbelasting
- Toerekenen aan partner
- Overzicht nationale belastingtarieven, verdragstarieven en termijnen 2024
- Voorbeelden en berekeningen
- Amerikaanse aandelen
- ETF’s
- MLP’s
- Termijnen
Verrekenen ingehouden dividendbelasting
Particuliere (box 3) beleggers die in Nederland wonen en dividend ontvangen uit binnen- of buitenlandse aandelen of andere effecten die zij in bezit hebben, zijn in Nederland onbeperkt belastingplichtig over dit inkomen. De belegger moet alle binnen- en buitenlandse aandelen, obligaties, ETF’s etc. waarvan hij of zij eigenaar is in binnen- en buitenland naar hun waarde per 1 januari van elk kalenderjaar opgeven in de aangifte inkomstenbelasting onder box 3.
Het belastbare box 3-bedrag (2023) zal dan in de Nederlandse inkomstenbelasting worden betrokken op basis van fictieve rendementen die dichtbij de werkelijke rendementspercentages voor sparen en beleggen liggen. Het box 3-tarief bedraagt 32% (vanaf 1 januari 2024 geldt een tarief van 36%).
Ingehouden dividendbelasting kan voor maximaal 15% als voorheffing op deze verschuldigde box 3 inkomstenbelasting verrekend worden. Het nationale Nederlandse tarief van de dividendbelasting bedraagt 15%.
In België daarentegen wordt 30% bronheffing ingehouden op dividend of interest. In vele andere buitenlanden gaat het om nationale tarieven van 25 à 35%. Om dubbele belastingheffing te voorkomen, dient ingehouden voorheffing op het bruto dividend in binnen- én buitenland met de verschuldigde inkomstenbelasting verrekend te worden.
Een Nederlandse belegger die eigenaar is van aandelen ING en in Nederland woont, verrekent de door ING ingehouden dividendbelasting (15%) met de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting. De verrekening van de ingehouden dividendbelasting vindt plaats bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting.
De ingehouden Nederlandse dividendbelasting is volledig verrekenbaar, ook als over de (box 3) vermogensgrondslag zelf geen inkomstenbelasting verschuldigd is. Zo’n situatie kan zich voordoen als bijvoorbeeld het heffingsvrije vermogen niet wordt overschreden.
Toerekenen aan partner
Het recht op verrekening van Nederlandse dividendbelasting met de verschuldigde inkomstenbelasting komt uitsluitend toe aan de uiteindelijke gerechtigde tot het bruto dividend: de eigenaar van het aandeel. Als deze aandeelhouder gedurende het hele jaar een fiscale partner heeft, kan het dividend in de aangifte inkomstenbelasting echter ook (gedeeltelijk) worden toegerekend aan zijn/haar partner. Ook de partner mag vervolgens de ingehouden binnen- en/of buitenlandse dividendbelasting (gedeeltelijk) verrekenen met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting.
Het gedeeltelijk toerekenen van dividend aan de (fiscale) partner kan uitkomst bieden wanneer de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting van de aandeelhouder niet hoog genoeg is om alle ingehouden dividendbelasting te kunnen verrekenen. Als de partner van de aandeelhouder ook box 3-inkomstenbelasting verschuldigd is, kan de ingehouden dividendbelasting op die manier wel bij de partner worden verrekend. Op soortgelijke wijze kunnen ouders de ingehouden dividendbelasting verrekenen van aandelen die eigendom zijn van hun minderjarige kinderen. De onderliggende aandelen worden namelijk toegerekend aan het vermogen van een ouder.
Indien sprake is van een situatie van vruchtgebruik en ‘bloot’ eigendom, is het niet de (blote) eigenaar van de aandelen die gerechtigd is de ingehouden binnen- en buitenlandse dividendbelasting met de inkomstenbelasting te verrekenen, maar de vruchtgebruiker. De vruchtgebruiker geniet immers het dividend en wordt daar ook bij de inkomstenbelasting voor aangeslagen. De ‘blote’ eigenaar heeft in principe alleen het stemrecht op de aandelen bij de algemene vergadering van aandeelhouders.
Verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing
Als het buitenlandse dividend afkomstig is uit een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft afgesloten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, bepaalt het belastingverdrag hoe de heffingsrechten over het bruto dividend moeten worden verdeeld. De buitenlandse bronstaat mag doorgaans 15% inhouden. Soms leidt dat tot lagere heffing zoals tegenwoordig in Frankrijk (12,8%).
Is het buitenlandse dividend afkomstig uit een land waarmee Nederland géén belastingverdrag heeft afgesloten, dan kan de buitenlandse ingehouden dividendbelasting tot een maximum van 15% van het bruto dividend worden verrekend met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting (box 3). Indien ná genoemde verrekening nog een bedrag aan buitenlandse dividendbelasting resteert, kan dit ongelimiteerd vooruit worden geschoven om met verschuldigde inkomstenbelasting van een later jaar alsnog te worden verrekend.
Wanneer in het buitenland méér dan 15% aan dividendbelasting is ingehouden, kan het meerdere in Nederland niet worden verrekend en ‘moet’ dit meerdere bij de buitenlandse Belastingdienst worden teruggevraagd volgens een in acht te nemen procedure.
Verschillende formulieren die nodig zijn voor het terugvorderen zijn te vinden op de website van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl. Voor een woonplaatsverklaring van de Nederlandse belastingdienst kunt u het buitenlandse formulier opsturen naar het volgende adres: Belastingdienst/centrale invoer/wpv, Postbus 2519, 6401 DA Heerlen. Als u geen buitenlands formulier hoeft in te vullen, kunt u de woonplaatsverklaring ook aanvragen per e-mail, via het adres woonplaatsverklaring@belastingdienst.nl.
Voorbeeld De Vries
In het onderstaande zal ik voorbeelden bespreken waarbij ik abstraheer van de actuele discussies over de wijze waarop de belastingheffing in box 3 moet plaatsvinden.
Wij zullen afwachten wat de Hoge Raad begin september zal beslissen als antwoord op de vraag of de huidige berekeningsmethodiek voor het box 3-inkomen voldoende in lijn is met het Kerstarrest van de Hoge Raad. In afwachting van de uitkomst van dit arrest zal de Belastingdienst het opleggen van definitieve aanslagen inkomstenbelasting en het afhandelen van bezwaarschriften met box 3-inkomen (anders dan banktegoeden) aanhouden.
In de actuele fiscale jurisprudentie speelt ook nog de vraag of ongerealiseerde waardestijgingen nu wel of niet moeten worden meegenomen bij het beoordelen van het werkelijke rendement van de belegger. Het standpunt dat deze niet moeten worden meegenomen is goed te verdedigen.
Omwille van eenvoud ga ik hierna wat betreft de box 3-inkomstenbelasting van het oude systeem uit (in de praktijk kan de heffing dus lager zijn).
Het verrekenen van de te veel ingehouden buitenlandse dividendbelasting zal ik aan de hand van een praktijkvoorbeeld uitleggen. Belegger De Vries (alleenstaand) heeft een portefeuille beursgenoteerde (box 3) aandelen ter waarde van €800.000, gefinancierd met uitsluitend eigen vermogen.
Het betreft voor €300.000 Nederlandse aandelen, voor €300.000 Belgische aandelen Lotus Bakeries en Deceuninck, voor €100.000 Franse aandelen AXA en voor €100.000 Amerikaanse aandelen United Technologies en PPG Industries. Met België, Frankrijk en de Verenigde Staten heeft Nederland een belastingverdrag afgesloten. Uitsluitend de in deze belastingverdragen opgenomen percentages (in alle gevallen 15% tenzij werkelijke tarief lager is) komen in Nederland voor verrekening in aanmerking.
De Vries heeft gedurende het jaar 2023 in totaal €14.000 bruto dividendinkomsten ontvangen, waarvan €6000 uit Nederland. Hierop is €900 Nederlandse dividendbelasting ingehouden, tegen het in ons land geldende tarief van 15%. Vanuit België is er een bedrag van €4000 aan bruto dividend ontvangen waarop 30% Belgische dividendbelasting is ingehouden. Nu er op grond van het belastingverdrag met België (ook het nieuwe) slechts 15% door België mag worden ingehouden, kan De Vries het te veel ingehouden bedrag afzonderlijk bij de Belgische Belastingdienst terugvorderen.
Ook is er een bedrag van €2000 aan dividendinkomen uit de Verenigde Staten. Hierop is €300 (15%) Amerikaanse dividendbelasting ingehouden omdat De Vries het zogenoemde W-8 BEN formulier (‘relief at source’) via zijn bank heeft ingevuld.
Uit Frankrijk, tot slot, komt €2000 aan dividendinkomen, waarop een bedrag van €256 (12,8%) Franse dividendbelasting is ingehouden. Volgens het belastingverdrag dat Nederland met Frankrijk heeft gesloten, mag Frankrijk slechts 15% dividendbelasting inhouden (zie tabel). Nu belegger De Vries in januari 2024 het formulier 5000-EN (‘Attestation de residence’) heeft ingevuld ter bevestiging van zijn Nederlandse fiscale woonplaats (én bevestigd door Nederlandse Belastingdienst) kan AXA (in de praktijk is dit de financiële instelling die de effectenportefeuille onder zich heeft) op het dividend van belegger De Vries het lage Franse dividendbelastingtarief van 12,8% inhouden en afdragen.
Het genoemde formulier is namelijk eerder ingediend dan de betaalbaarstelling van het dividend door AXA. Aldus wordt meteen het juiste tarief aan Franse dividendbelasting ingehouden, hetgeen de nodige administratieve rompslomp achteraf voorkomt.
Berekening
De berekening van de (2023 box 3) vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor De Vries ziet er als volgt uit.
De eerste stap is het vaststellen van de grondslag voor sparen en beleggen: het fictieve rendement op de beleggingen bedraagt €800.000 x 6,17% = €49.360.
De rendementsgrondslag bedraagt als volgt: 800.000 – 57.000 (heffingsvrij vermogen) = 743.000.
De tweede stap is het toepassen van de verschillende box 3-schijven op de berekende grondslag: het box 3-voordeel uit sparen en beleggen kan worden berekend op een bedrag van €45.843 (€743.000 / €800.000 x €49.360). De verschuldigde box 3-inkomstenbelasting voor 2023 bedraagt dan €14.668 (32% van €45.843)
Nu het werkelijke rendement (exclusief kosten van de broker) €14.000 bedraagt, zou De Vries een bezwaarschrift tegen de hoogte van de vastgestelde fictieve rendementsgrondslag ad €45.843 moeten indienen. Dit zou tot een lagere box 3-heffing van ruim €10.000 leiden (heffing op basis van werkelijk rendement: 32% van €14.000 bedraagt €4480).
Dividendbelasting
De Vries kan in beginsel €1156 (15% van €4000 uit België, 12,8% van €2000 uit Frankrijk plus 15% van €2000 uit de VS) in mindering brengen op zijn berekende box 3-inkomstenbelasting. Daarnaast kan hij de €900 ingehouden Nederlandse dividendbelasting verrekenen. Wanneer de Belastingdienst tegemoet komt aan het bezwaarschrift van De Vries blijft een bedrag van €4480 – €1156 – €900 = €2424 over aan te betalen belasting in box 3.
Zoals gezegd wordt dubbele belastingheffing over uitgekeerde dividenden vooral voorkomen door de vele belastingverdragen die Nederland heeft afgesloten met andere landen. In deze verdragen zijn met de verdragspartners afspraken vastgelegd over het dividendbelastingtarief dat de bronstaat (het land waar het internationale hoofdkantoor van het bedrijf dat het dividend uitkeert gevestigd is) mag inhouden bij grensoverschrijdende dividenduitkeringen. Dit zogenoemde verdragstarief (15%) is doorgaans veel lager dan het nationale dividendbelastingtarief.
Voorbeeld Pieterse
Een tweede voorbeeld. Als het Belgische bedrijf AB InBev een dividenduitkering doet aan de in Nederland wonende box 3-belegger Pieterse, komt aan België uitsluitend het recht toe om op deze dividenduitkering een bedrag van 15% Belgische dividendbelasting in te houden. AB InBev houdt (effectief gebeurt dit door een Nederlandse financiële instelling als Pieterse aldaar bankiert) echter 30% Belgische dividendbelasting in en draagt deze namens Pieterse af aan de Belgische belastingdienst.
Pieterse ziet deze inhouding en afdracht terug op het bankafschrift dat hij van zijn Nederlandse bank ontvangt. In zijn aangifte inkomstenbelasting (box 3) verantwoordt Pieterse zijn Belgische aandelen AB InBev naar de waarde per 1 januari. Het bedrag aan ingehouden Belgische dividendbelasting (maximaal 15% conform belastingverdrag met België) kan Pieterse in mindering brengen op de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting.
Pieterse zal zich vervolgens tot de Belgische Belastingdienst in Brussel moeten wenden om de te veel ingehouden Belgische roerende voorheffing op dividend (=15%) terug te krijgen. Hiervoor moeten diverse formulieren worden ingevuld die onderdeel zijn van het desbetreffende belastingverdrag. Dit formulier 276 van de Belgische Belastingdienst zal de Nederlandse belegger moeten invullen.
Als bijlage bij dit formulier 276 zal een kopie van een bankafschrift meegestuurd moeten worden als bewijs van ontvangst van het dividend van AB InBev. Soms wordt nog aanvullend bewijs gevraagd (tax voucher; bewijs dat de Belgische dividendbelasting is ingehouden én afgedragen door de bank van Pieterse). Het Nederlandse klachteninstituut Kifid heeft overigens bepaald dat een Nederlandse bank verplicht is mee te werken aan een teruggaveverzoek van buitenlandse dividendbelasting.
Nadat Pieterse dit formulier 276 van de Belgische Belastingdienst volledig heeft ingevuld, moet hij het naar de Nederlandse Belastingdienst opsturen. Die zal namelijk moeten bevestigen dat Pieterse fiscaal inwoner van Nederland was tijdens de desbetreffende (maximaal drie) belastingjaren. Nadat Pieterse het Belgische formulier 276, inclusief woonplaatsverklaring, van de Nederlandse Belastingdienst teruggestuurd heeft gekregen, kan hij dit inclusief het bewijsmateriaal naar de Belgische Belastingdienst opsturen.
Wanneer Pieterse al het ‘papierwerk’ om de buitenlandse dividendbelasting terug te krijgen uitbesteedt, moet hij al snel rekening houden met €500 (exclusief 21% BTW) aan kosten (fiscale deskundige, bankkosten etc.) Er moet dus een zeker financieel belang zijn om een teruggaveverzoek te doen.
Het correct invullen van de formulieren en het aanvragen van de woonplaatsverklaring bij de Nederlandse Belastingdienst vereist een zekere expertise. De belegger kan overwegen dit uit te besteden aan een deskundige. Dat is een financiële afweging. Dat kost geld (en dus rendement), wat ook opgaat voor de tax vouchers die nodig zijn om de te veel ingehouden buitenlandse dividendbelasting terug te vragen. Wanneer de belegger in één keer voor enkele jaren tegelijk de buitenlandse belasting terug kan vragen, kan het bij een zekere omvang van de bedragen eerder de moeite lonen om de teruggaafprocedure in gang te zetten.
Amerikaanse aandelen
Als de belegger eigenaar is van Amerikaanse aandelen, is het zinvol om een zogenoemd W-8 BEN-formulier in te vullen en dit via de bank aan de Amerikaanse Belastingdienst (IRS) toe te sturen. Een procedure zoals hierboven beschreven, wordt dan voorkomen omdat de Amerikaanse financiële instelling meteen het juiste percentage (15%) aan dividendbelasting inhoudt.
Als de bank 30% Amerikaanse bronheffing heeft ingehouden, is het vaak lastig om de 15% te veel ingehouden bronbelasting terug te vorderen van de IRS, omdat veel Nederlandse banken het vereiste formulier 1042-S niet kunnen aanleveren (een en ander nog los van de kosten hiervan).
ETF’s
Beleggers die deelnemen in buitenlandse (Ierland, Luxemburg) exchange traded funds (ETF’s) of beleggingsfondsen kunnen effectief tegen problemen (‘dividendlekkage’) aanlopen bij het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting. Dividendlekkage ontstaat in de eerste plaats doordat deze buitenlandse fondsen zelf niet alle buitenlandse dividendbelasting verrekend krijgen. Dit lukt ook de Nederlandse belegger niet.
Wanneer de belegger participeert in een Nederlands ETF of beleggingsfonds met de status van zogenoemde fiscale beleggingsinstelling, doet zich dit dividendlekkageprobleem over het algemeen niet voor.
MLP’s
Niet elke betaling die de belegger ontvangt van een financieel product komt in aanmerking voor het predicaat dividenduitkering. Dit is met name het geval bij zogeheten transparante entiteiten, zoals de Amerikaanse rechtsvorm Master Limited Partnership (MLP). Deze rechtsvorm wordt vaak gebruikt voor de structurering van investeringen in Amerikaanse olie-infrastructuur, die een hoog dividendrendement bieden.
Vaak zal de MLP 30% bronheffing inhouden, waarbij een beroep op het dividendartikel van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten niet zal slagen. Dit komt omdat de uitkering naar Amerikaans recht een ‘distributie’ is, een kapitaalteruggave. Een groot deel van het (veelal hoge) rendement blijkt door dit probleem te verdampen.
Om toch een gedeelte van deze bronheffing te kunnen terugvorderen zal in de Verenigde Staten aangifte inkomstenbelasting moeten worden gedaan (via een formulier 1040NR, of 1040NR EZ bij een natuurlijk persoon). Dit is bijzonder complex, maar het kan zeker lonen als het om grote bedragen gaat.
Termijnen
Zoals gezegd is het terugvorderen van teveel betaalde dividendbelasting in het buitenland aan tijd gebonden. Elk land waarmee Nederland een verdrag heeft afgesloten, hanteert een eigen termijn waarbinnen de terugvordering moet plaatsvinden.
Houd daar goed rekening mee, vooral als u besluit uit kostenefficiëntie om de teveel ingehouden buitenlandse dividendbelasting over meerdere jaren ‘op te sparen’ en deze in één keer terug te vorderen.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat u voor de meest voorkomende landen zo’n twee tot drie jaar de tijd heeft om een dergelijk teruggaafverzoek in te dienen. Bij voldoende financieel belang loont het de moeite en de kosten om ermee aan het werk te gaan.