Risicopremies | Duur is een relatief begrip
Het is volgens Aswath Damodaran een van de belangrijkste ratio’s uit de financiële wereld, die invloed heeft op veel aspecten van ons leven. De hoogleraar aan de Stern School of Business van de universiteit van New York doelt op de risicopremie op aandelen. Deze wordt immers gebruikt door bedrijven bij hun investeringsbeslissingen, bij de berekening van pensioenverplichtingen en bij het vaststellen van de toegestane rendementen voor beheerders van elektriciteitsnetwerken.
Hoogleraar Damodaran, expert op het gebied van waarderingsmodellen, schrijft dan ook al sinds 2008 een jaarlijkse studie over de risicopremie en houdt data daarover op zijn website bij. De risicopremie voor aandelen is de vergoeding die beleggers willen hebben om in aandelen in plaats van in ‘risicovrije’ alternatieven zoals westerse staatsobligaties te beleggen.
Gezien het grote belang van deze maatstaf is Damodaran verrast door de uiteenlopende – soms ‘lukrake’ – varianten die her en der in omloop zijn. De Zwitserse bank UBS kwam in een recent rapport met zo’n eigen variant, die een enigszins sombere boodschap over de Amerikaanse beurs had. UBS berekent de risicopremie op een redelijk eenvoudige – te eenvoudig voor Damodaran – manier.
De bank neemt eerst de omgekeerde koers-winstverhouding voor de S&P500 Index, berekend met de gemiddelde winst over perioden van tien jaar, gecorrigeerd voor inflatie. Deze methode is vooral bekend geworden door het werk van de Amerikaanse econoom Robert Shiller. De omkering van de koers-winstverhouding levert een winst-koersverhouding op die in procenten wordt uitgedrukt.
UBS trekt vervolgens de Amerikaanse tienjaarsrente – ook gecorrigeerd voor inflatie – van deze winst-koersverhouding af en daaruit resulteert de risicopremie. Deze ligt nu op ruim 1,3% en dat is aan de lage kant (zie grafiek).
Bekijk ook het dossier ETF-beleggen | alles wat je moet weten over deze beleggingsstategie
Waarschuwing
Een lagere risicopremie correspondeert historisch met lagere gemiddelde rendementen in de tien daarop volgende jaren, waarschuwt UBS (zie grafiek). Het UBS-model is echter niet perfect. De periode 1985-2000 werd immers gekenmerkt door hoge rendementen op aandelen terwijl de risicopremie juist vrij laag was. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in deze periode de economische groei, inflatie en werkloosheid minder grote uitslagen liet zien dan gebruikelijk. Dat verminderde de onzekerheid bij bedrijven en beleggers waardoor de ‘prijs van risico’ omlaag kon.
Dit mechanisme wordt ook door Damodaran beschreven. De academicus publiceert op zijn website zijn eigen versie van de risicopremie. Zijn variant wordt niet berekend op basis van de data uit het verleden maar met behulp van contant gemaakte winstverwachtingen voor de komende jaren.
Een formule die, zo schrijft hij, analoog is aan de berekening van het effectief rendement van een obligatie. De zo berekende risicopremie heeft volgens Damodaran een betere voorspellende waarde voor toekomstige rendementen op aandelen. In zijn meest recente update komt de academicus uit op een risicopremie van de S&P500 Index van 4,3%, aanzienlijk hoger dan de 1,3% van UBS.
Bekijk ook Bedrijfsobligaties bieden magere beloning voor extra risico
Duur, zo blijkt maar weer eens, is een relatief begrip. Maar dat de S&P500 Index de komende tien jaar een net zo hoog jaarlijks gemiddeld rendement laat zien als de afgelopen tien jaar – 10,4% ná inflatie – lijkt mij onwaarschijnlijk. De helft zou echt al heel mooi zijn.