Van krasje naar roestplek: hoe Trumps ‘BBB’ de kredietwaardigheid bedreigt
Op 16 mei zette kredietbeoordelaar Moody’s een streep door de topstatus van Amerika’s kredietwaardigheid. De rating ging van het allerhoogste naar het op één na hoogste niveau. Daarmee volgt Moody’s het voorbeeld van Fitch (2023) en Standard & Poor’s (2011). De argumenten voor die bijstelling waren even stevig als veelzeggend: er is groeiende twijfel over de rol van de dollar als mondiale reservevaluta, over de onafhankelijkheid van het monetaire beleid én over de werking van het Amerikaanse staatsbestel.
De bijstelling door Moody’s is in zekere zin een nieuw krasje op de glanzende lak van de Amerikaanse financiële reputatie. Elke zorgvuldige autobezitter zou er direct werk van maken. Maar Washington lijkt de schade niet alleen te negeren, het gooit er nog een scheut pek op ook. Het Huis van Afgevaardigden stemde deze week in met een nieuwe miljardenbegroting. President Donald Trump had zijn maatregelenpakket van 1116 pagina’s krachtig samengevat als een ‘big, beautiful bill’. Critici zien in de afkorting BBB overigens ook al de toekomstige Amerikaanse kredietwaardigheid, als het huidige beleid wordt doorgezet.
Centraal in het pakket staat de verlenging van de Tax Cuts and Jobs Act uit 2017, een belastingverlaging die eerder al fors bijdroeg aan het begrotingstekort. Volgens het Committee for a Responsible Federal Budget loopt de rekening van dit plan op tot $3,3 bln in tien jaar. Wordt het pakket permanent, dan stijgt dat naar $5,2 bln. Intussen stevent de Amerikaanse overheid dit jaar af op een tekort van $2 bln, waarmee de schuld voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog boven het bbp uitstijgt.
Twee vliegen in één klap
Nog geen week na de ratingverlaging liep een plaatsing van $16 mrd aan twintigjaars Treasuries verliep stroever dan verwacht. Buitenlandse kopers — jarenlang de belangrijkste financiers van de Amerikaanse schuldenberg — lijken gas terug te nemen. Er zijn echter verschillende opties om de overheidsschuld toch betaalbaar te houden. Een daarvan is het aanwakkeren van de binnenlandse vraag naar leningen. Dat kan bijvoorbeeld via een aanpassing van de zogeheten Supplementary Leverage Ratio (SLR) . Daarmee kan Trump zelfs twee vliegen in één klap slaan.
Momenteel worden staatsobligaties op de balans meegenomen bij het berekenen hoeveel bufferkapitaal een bank moet aanhouden. Als staatsobligaties buiten beschouwing blijven in die berekening, komt er meer ruimte voor kredietverstrekking. Voor banken wordt het tevens aantrekkelijker om staatsobligaties op de balans te nemen, terwijl Trump meteen vaart maakt met de financiële deregulering waar hij in de aanloop naar de verkiezingen op zinspeelde.
Inflatie als oplossing
Alleen een aanpassing van de SLR is echter onvoldoende om de schuld betaalbaar te houden. Een andere optie is om de waarde van de staatsschuld uit te laten hollen door een wat hogere inflatie. Zo bekeken komen de prijsverhogingen die onder meer Nike de afgelopen dagen aankondigde Trump misschien niet eens zo slecht uit. Ondertussen dreigt het krasje op de Amerikaanse financiële motor zich uit te breiden tot een roestplek. En daar rijdt niemand graag mee rond.
Voor beleggers is het zaak om zich niet te laten verleiden door de rente van ruim 5% op Amerikaanse twintigjaars staatsleningen. Er is een reëel gevaar dat dit percentage verder oploopt. Bovendien kunnen valutategenwind en vermogensrendementsheffing het rendement flink drukken. In plaats daarvan is het verstandiger om positie te kiezen voor een Amerikaanse inflatie die de komende jaren wat hoger uitpakt dan waar de markt op voorsorteert. Bijvoorbeeld door wat minder te beleggen in groeiaandelen en wat meer in onder andere energiebedrijven.