Vrijhandel is niet altijd faire handel
De inauguratie van president Trump is achter de rug maar de door hem genomineerde ministers moeten nog via hoorzittingen in de Senaat worden goedgekeurd. Vorige week verscheen Scott Bessent, de beoogd minister van Financiën, voor de Senaatscommissie. Daar sprak Bessent ook over de geplande invoering van importtarieven op onder meer Chinese producten. Volgens de aanstaande minister van Financiën lijden Amerikaanse werknemers tot op de dag van vandaag onder de ‘Chinese schok’.
Bessent refereerde – bewust of onbewust – aan een negen jaar geleden verschenen wetenschappelijk artikel van een drietal economen onder de titel China shock: Learning from Labor Market Adjustment to Large Changes in Trade.
De schok was de toelating van China tot de wereldhandelsorganisatie WTO in 2001. De drie economen concludeerden dat zowel de lonen als de arbeidsparticipatie in de Amerikaanse regio’s die het meest met de Chinese concurrenten te maken kregen, langdurig onder druk bleven. De verloren werkgelegenheid in deze (industrie)sectoren werd bovendien niet gecompenseerd door stijgende werkgelegenheid in andere sectoren.
‘De last van de Chinese concurrentie is op de schouders van de Amerikaanse werknemers terecht gekomen’, stelde Scott Bessent dan ook in de hoorzitting van afgelopen week. De beoogde minister van Financiën onderstreepte deze uitspraak met de constatering dat het aandeel van werknemers in het totale nationale inkomen sinds de toetreding van China tot de WTO in 2001 alleen maar is gedaald.
Lees ook: China exporteert zijn eigen probleem
Armoedegrens
Michael Cembalest, hoofdstrateeg van J.P. Morgan Asset & Wealth Management, komt in zijn vooruitblik op 2025 met een aantal interessante grafieken die het betoog van Bessent ogenschijnlijk ondersteunen. Zo stagneert de groei van de industriële productie in de VS sinds 2001, liep het banenverlies in de industriesector hard op en steeg het aantal Amerikanen dat in niet-stedelijke gebieden onder de armoedegrens leeft. Dat het aantal zelfmoorden per 100.000 inwoners in de VS sinds 2001 sterk is toegenomen is daarmee misschien zelfs ook nog enigszins verklaarbaar.
Voor het dalende werknemersaandeel in het nationaal inkomen zijn echter ook wel andere mogelijke oorzaken te noemen. Zo wijst de Amerikaanse denktank Economic Policy Institute op het feit dat de opbrengst van stijgende arbeidsproductiviteit steeds minder bij gewone werknemers terechtkomt en in plaats daarvan in de zakken van topverdieners en aandeelhouders verdwijnt. Een trend die al sinds 1980 zichtbaar is.
Ook wordt de opkomst van ‘superster-bedrijven’ als oorzaak van het dalende werknemersaandeel en stijgende aandeel van de bedrijfssector in het nationaal inkomen gezien. Dit zijn veelal technologiebedrijven die minder in arbeid maar veel meer in kapitaal investeren. Daarnaast speelt de toegenomen marktmacht van bedrijven en afgenomen invloed van de vakbonden mogelijk een rol.
Zo zijn er dus meerdere verklaringen voor de minder gunstige positie van de Amerikaanse werknemer. Deze zullen de invoering van importtarieven echter niet tegenhouden en dat zorgt voor onrust bij beleggers. Maar het leidt ook weer tot kansen. Zo zou het terughalen van productie naar de VS gunstig kunnen zijn voor een bedrijf als Clean Harbors, de industrieel-afvalverwerker die ik begin dit jaar mede om die reden heb aanbevolen.